Operation Manual

2-90
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN (Scherpte)
Met deze toets maakt u een afbeelding scherper of zachter.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
Plaats het origineel.
Leg het origineel met de bedrukte zijde omhoog in de invoerlade of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
Plaats het origineel en geef dan het formaat origineel op.
FORMATEN ORIGINEEL (pagina 2-28)
2
Speciale functies selecteren.
(1) Selecteer de toets [Spec. Functies].
(2) Selecteer de toets [Kleur-Instellingen].
(3) Selecteer de toets [Scherpte].
TOETS [Kleur-Instellingen] (pagina 2-88)
3
Pas de afbeelding aan.
(1) Selecteer de toets [Onscherp] of [Scherp].
(2) Selecteer de toets [Spec. Functies].
U keert terug naar het scherm Speciale Functies. Druk op
[VORIGE] om naar het basisscherm van de
kopieermodus terug te keren.
4
Druk op de toets [STARTEN KLEUR].
Het kopiëren begint.
Als u de glasplaat gebruikt om meerdere originelen te kopiëren, vindt het kopiëren plaats terwijl u elk origineel scant. Vervang
de originelen en druk op [STARTEN KLEUR] wanneer u de sorteerfunctie heeft geselecteerd. Herhaal dit tot alle pagina's zijn
gescand en selecteer dan [Lezen Klaar].
Als u scannen en kopiëren wilt annuleren...
Druk op de toets [STOP] ( ).
De instelling van de scherpte wordt ook toegepast wanneer kopieën in zwart-wit worden gemaakt.
Als u de scherpte-instelling wilt annuleren...
Selecteer de toets [Annuleren] in het scherm van stap 3.
Zacht
Scherp
OKVORIGE
(1)
(2)