Operation Manual
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
76
13
GEH. VOOR
PRINTER
1: 30%
2: 40%
3: 50%
4: 60%
5: 70%
• Gebruik deze instelling om de
grootte van het machine-
geheugen in te stellen voor de
printerfunctie.
14
AUTO-TOETS
HERH.
1: AAN
2: UIT
• Gebruik deze instelling om al dan
niet de herhaling van het
indrukken van een toets te
selecteren. Voor toetsen die
normaliter een instelwaarde
verhogen wanneer deze worden
ingedrukt (bijvoorbeeld het
ingedrukt houden van de [ ]
toets ( ) of [ ] toets ( ))
kunt u dit programma gebruiken
om te bepalen of de instelwaarde
wel of niet wordt gewijzigd
wanneer de toets ingedrukt
gehouden wordt.
15 TOETS DRUKTIJD
1: NORMAAL
2: 0.5 SEC.
3: 1.0 SEC.
4: 1.5 SEC.
5: 2.0 SEC.
• Gebruik deze instelling om de
duur te selecteren waarbinnen de
invoer van een bepaalde
toetsdruk wordt geaccepteerd.
Door een langere duur in te
stellen voorkomt u dat
instellingen worden gewijzigd
door het per ongeluk indrukken
van een toets.
16
TOETSDRUKGE-
LUID
1 : LAAG
2 : HOOG
3: UIT
• Deze insteling regelt het volume
van de piepsignalen. (p.80)
17
BASISINSTELLING
GELUIDSSIGNAAL
1: AAN
2: UIT
• Gebruik deze instelling om een
piepgeluid te laten horen
wanneer een basisinstelling
wordt geselecteerd. (p.80)
18
TONERBESPA-
RINGSFUNCTIE
1: AAN
2: UIT
• Hiermee kunt u het tonergebruik
tijdens het kopiëren verminderen
met ongeveer 10%. De
tonerbesparingsfunctie is effectief
wanneer de belichtingsfunctie is
ingesteld op AUTO ( ) of
TEKST ( ).
19
AE BELICHTINGS-
NIVEAU AANPAS-
SEN
1: SPF/RSPF
(Aanpassing tot
5 niveaus
mogelijk.)
2: GLASPLAAT
(Aanpassing tot
5 niveaus
mogelijk.)
• Deze wordt gebruikt om het
belichtingsniveau aan te passen.
• U kunt het automatische
belichtingsniveau afzonderlijk
instellen voor de glasplaat en de
RSPF.
• Zie pagina 24 voor de procedure
voor het aanpassen van de
belichting en voor richtlijnen voor
numerieke waarden. De
fabrieksinstelling voor het
belichtingsniveau is "midden".
Programma
nummer
Programmanaam
Instelcodes
(fabrieksinstelling
verschijnt
vetgekleurd)
Verklaring