Operation Manual
PAPIER BIJVULLEN
2-9
2
Printen op enveloppen
● Gebruik geen enveloppen met metalen klemmen, plastic klemmen, koordsluiting, vensters, voering, zelfplakkende
stroken of van synthetisch materiaal. Afdrukken hierop kan vastlopen, slechte toner aanhechting of andere
problemen veroorzaken.
● Er kunnen kreuken of vlekken optreden. Dit geldt vooral voor oppervlakken in reliëf en andere onregelmatige
oppervlakken.
● Bij hoge luchtvochtigheid en temperatuur kan de lijm op de flappen van de enveloppen kleverig worden zodat de
enveloppen bij het printen kunnen dichtplakken.
● Gebruik alleen vlakke, scherp gevouwen enveloppen. Omgekrulde of slecht gevormde enveloppen kunnen niet
goed worden geprint of kunnen papierstoringen veroorzaken.
Fuseereenheid drukafstelhendels
Wanneer enveloppen via de universele lade ingevoerd worden, kunnen er beschadigingen of afdrukvlekken op de
enveloppen optreden zelfs wanneer gespecificeerde enveloppen worden gebruikt. In dit geval kunt u het probleem
verminderen door de druk afstelbomen van de fuseereenheid om te schakelen van de normale drukpositie in een
lagere drukpositie. Volg de stappen hieronder.
1
Ontgrendel de duplexmodule en schuif
deze naar links.
Ontgrendel de module
en beweeg de module
voorzichtig weg van het
apparaat. Indien het
apparaat niet met een
duplexmodule is
uitgerust, dient u de
zijklep te openen.
2
Beweeg de twee afstelbomen met de
markering A en B in de afbeelding omlaag.
3
Sluit de duplexmodule voorzichtig.
Indien het apparaat niet
met een duplexmodule
is uitgerust, dient u de
zijklep te sluiten.
OPMERKING
Denk eraan de hendel weer in de normale positie terug te plaatsen na het invoeren van de enveloppen. Indien u
dit niet doet, kunnen er problemen met de tonerhechting, papierstoringen of andere problemen ontstaan.
Normale positie
Positie met lagere druk
A: Achterzijde van de
fuseereenheid
B: Voorzijde van de
fuseereenheid