Operation Manual

ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES
1-13
1
Bedieningspaneel
(1) Toetsenpaneel
De status van de machine, meldingen en tiptoetsen worden
op dit paneel weergegeven. De functies
documentarchivering, kopiëren, netwerkscanner*
1
en fax*
2
worden gebruikt door op het scherm over te schakelen naar
de gewenste functie. Zie de volgende pagina.
(2) Functieselectietoetsen en indicators
Worden gebruikt om te schakelen tussen de
functies en het bijbehorende scherm op de display.
[DOC ARCHIVERING] toets
Druk op deze toets om de functie documentarchivering
te selecteren. (Zie pagina 7-5.)
[BEELD VERZENDEN] toets/LIJN indicator/
DATA indicator
Druk op deze toets om de netwerkscanner
modus
*
1
of faxmodus*
2
te openen. (Raadpleeg
"Gebruiksaanwijzing (voor netwerkscanner)") en
"Gebruiksaanwijzing (voor fax)".)
[KOPIE] toets
Druk op deze toets om de kopieerfunctie te selecteren.
(3) AFDRUK-module-indicators
GEREED indicator
Wanneer deze indicator brandt kunnen er
printgegevens worden ontvangen.
DATA indicator
Wanneer deze indicator oplicht of knippert
worden er printgegevens ontvangen. Deze
indicator licht ook op of knippert wanneer de
machine bezig is met afdrukken.
(4) [OPDRACHT STATUS] toets
Druk op deze toets om de huidige opdrachtstatus
weergegeven. (Zie pagina 1-15.)
(5) [GEBRUIKERSINSTELLINGEN] toets
Deze toets wordt gebruikt om gebruikersnamen en
mapnamen voor de functie documentarchivering op te
slaan, te bewerken en te wissen. Ook wordt deze toets
gebruikt om de key-operatorprogramma's en
printerinstellingen te configureren. (Zie pagina 7-21.)
(6) Numerieke toetsen
Deze toets worden gebruikt om numerieke
waarden voor diverse instellingen in te voeren.
(7) [ ] toets ([ACC.#-C] toets)
Deze toets wordt gebruikt in de functies kopiëren,
documentarchivering, netwerkscanner*
1
en fax*
2
.
(8) [#/P] toets
Deze toets wordt gebruikt als programma toets
voor kopieerfuncties en voor het kiezen van een
faxnummer in de fax functie*
2
.
(9) [C] toets (Wissen toets)
Deze toets wordt gebruikt in de functies kopiëren,
documentarchivering, netwerkscanner*
1
en fax*
2
.
(10)
[START] toets
Gebruikt deze toets in de kopieerfunctie om het
kopiëren te starten, in de netwerkscannerfunctie om
een document*
1
of in de faxfunctie*
2
om een document
voor verzending te scannen.
(11)
[CA] toets (Alles wissen toets)
Deze toets wordt gebruikt in de functies kopiëren,
documentarchivering, netwerkscanner*
1
en fax*
2
.
Gebruik deze toets om instellingen te annuleren en
een handeling uit te voeren vanuit de
begininstellingen van de machine.
*1 Wanneer de netwerkscanner functie is geïnstalleerd.
*2 Wanneer de faxoptie is geïnstalleerd.
DOC ARCHIVERING
BEELD WERZENDEN
KOPIE
OPDRACHT STATUS
GEBRUIKERS-
INSTELLINGEN
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
(2)
(9)(6)
(10) (11)
(7)
(1) (3)
(8)
(4)
(5)