Operation Manual
59
JX-305 – Handleiding
Volume van de Parts (Level)
Instelbereik: 0~127—Door een regelaar naar rechts te
draaien kiest u een hoger volume, door hem naar links
te draaien een lager volume. Kiest u “127”, dan staat de
Part op zijn maximumvolume.
Stereopositie (Pan)
Met de Pan-parameter bepaalt u waar iedere Part zich
in het stereobeeld bevindt. Instelbereik: L64~63R.
Deze parameter kunt u gebruiken om te zorgen dat de
drums en de bas zich in het midden bevinden, terwijl
de overige partijen zich links of rechts in het stereo-
beeld bevinden. Dit maakt het geluidsbeeld iets “rui-
mer” en transparenter.
Kiest u “0”, dan wordt de “Pan”-waarde van de Patch
overgenomen.
Opgelet: Dit is niet de enige “Pan”-parameter van de
JX-305. U kunt de stereopositie namelijk ook voor iedere
Tone van een Patch en of Rhythm Set apart instellen. De
waarden in de Patch worden vermeerderd of verminderd
met de waarde die u hier instelt.
Opgelet: Bij bepaalde Patches blijft er steeds een restje
geluid achter in het tegenoverliggende kanaal, zelfs wanneer
u het geluid helemaal links of rechts plaatst. Bovendien zijn
er bepaalde gevallen waarin de Pan-waarde geen hoorbare
invloed heeft:
● Als u de JX-305 in mono versterkt.
● Bij Tones/Rhythm Tones waarvoor u Random Pan hebt
ingeschakeld (ON). Zie “Willekeurige stereopositie (Rnd
Pan SW)” op blz. 84.
● Patches/Rhythm Tones die u door een EFX-type met een
mono-uitgangssignaal (Spectrum, Overdrive, Distortion,
Noise Generator, Phonograph, Limiter, Phaser) haalt.
Dit geldt ook voor het Lo-Fi- en Radio Tuning-effect – als u
hun uitgangssignalen op MONO instelt.
Opgelet: Zie “EFX (andere effecten)” op blz. 110.
K-Sft (transponeren)
Met de Key Shift-parameter kunt u iedere Part trans-
poneren. Instelbereik: –48~+48. Als u [SHIFT] inge-
drukt houdt terwijl u de waarde met [INC]/[DEC] of
de [VALUE]-draaischijf wijzigt, dan transponeert u in
stappen van een octaaf (12 halve tonen).
Als de waarde “0” is, wordt de originele toonhoogte
van de Patch ongemoeid gelaten.
Revrb (galmaandeel)
Natuurlijk kunt u ook voor elke Part apart bepalen
hoe sterk hij van galm (Reverb) moet worden voor-
zien).
Het instelbereik luidt 0~127.
Delay
Met de Delay-parameter bepaalt u het Delay-aandeel
(d.w.z. hoe sterk de betreffende Part van Delay wordt
voorzien. Ook hier luidt het instelbereik “1”~”127”.
M-FX
Met deze parameter kunt u bepalen of de betreffende
Part al (On) dan niet (Off) door het multi-effect
wordt bewerkt. Hier hebt u drie opties:
OFF . . . De Part wordt niet door het multi-effect
gehaald.
RHY. . . (Enkel voor de R-Part) Het signaal wordt vol-
gens de instellingen van de Rhythm Tone M-
FX-schakelaar, de Rhythm Tone Reverb
Level- en Rhythm Tone Delay Level-parame-
ters weergegeven.
ON. . . . De Part wordt door het multi-effect bewerkt.
Opgelet: Zie “EFX (andere effecten)” op blz. 110.
Editen via de editpagina’s
De parameters van de editpagina’s dienen eveneens
voor het bepalen van het uiteindelijke Part-geluid van
een patroon. De hier gemaakte instellingen kunt u
echter niet opnemen (ze zijn dus niet “Realtime”).
1.
Druk op [EDIT] (indicator licht op) om naar een
editpagina te gaan.
2.
Druk op BANK [3] (PART).
3.
Kies met [PART SELECT] en PART [1]–[R] de Part
die u wilt wijzigen.
4.
Roep met PAGE [<][>] de benodigde parameter
op.
5.
Stel de waarde van die parameter in met [INC]/
[DEC] of de [VALUE]-draaischijf.
6.
Als u klaar bent, kunt u deze pagina weer verlaten
door op [EXIT] te drukken.
FX ON / OFF
EDIT
3
3
PART
PAG E
LOWER UPPER










