Operation Manual
Bestelnummer
35 MHz Best.nr. F4066
4
0 MHz Best.nr. F4067
T6EXP
26
13.6 TRIMWAARDEEN WEERGEVEN (TRIM)
D
e T6EXP zender is voor de 4 knuppelfuncties met een digita-
le trimming uitgerust. (zie hfdst 11.5) Hier hoeft geen trimpo-
tentiometer meer ingesteld te worden. De gebruiker bedient
een 3-standen-schakelaar, die gemakkelijk bereikbaar op de
p
laats van de trimmingen aangebracht is. Hierdoor kan de
t
rimming heel fijngevoelig in de juiste richting versteld worden.
Met deze trimmingen kunnen kleine afwijkingen van de neu-
traalstand van de roeren en de carburateur gecorrigeerd wor-
d
en.De roeren kunnen zo ingesteld worden dat het model bioj
neutraal staande stuurknuppels exact rechtuit vliegt.
Bij het inbouwen van de servo`s in het model is het belangrijk
deze zo in te bouwen, dat de servohevels bij neutraalstelling
v
an de trimming, ook in de neutraalstand staan.
De volgende volgorde is aan te bevelen:
• Schakel de zender en de ontvangsteenheid in.
• Controleer de looprichting van de servo`s en breng indien
nodig correcties aan. (zie hfdst 12.3).
• Breng de stuurknuppels in de neutraalstand.
• Monteer de servohevels zo, dat die zich ook in de neutraal-
stand bevinden.
• Monteer de roerstangen zo, dat de roeren exact in de neu-
traalstand staan. (zie hfdst 14.7)
Bij iedere bediening van een trim-
hevel voor kanaal 1 tot 4 wordt
automatisch het hier naast staande
display getoond. De gebruiker
wordt hiermee direct over de stand
van de betreffende trimming gein-
formeerd.. In de display wordt de actuele trimwaarde voor
kanaal 1 (rolfunctie) weergegeven. De trimming staat op `+/-
0`en dus precies in het midden.
Er bestaat ook de mogelijkheid om de trimming voor de sig-
naalgevers softwarematig te veranderen. Dan moet eerst het
trimmenu opgeroepen worden. Na de activering van de pro-
grammeermodus moet deze functie met de mode-toets gese-
lecteerd worden. Dan verschijnt in de bovenstaande display
de trimpositie.
Met de select-toets wordt dan het gewenste kanaal gekozen.
De eigenlijke verandering gebeurt met de data-invoer-toets.
Door de toets naar voren (+) te drukken wordt de waarde
hoger en door naar beneden (-) te drukken wordt de waarde
kleiner.De actuele waarde wordt in het rechter deel van de dis-
play in procenten weergegeven.
Door gelijktijdig indrukken van de mode- en select toets wordt
naar de basisinstelling teruggekeerd.
13.7 NORMALE GASCURVE (N-TH)
Bij de bediening van de gasstuurknuppel wordt niet alleen de
gasservo maar automatisch ook de pitchservo aangestuurd.
V
oor de individuele afstemming tussen de motor-en de pit-
chaansturing kan met deze functie voor het gebruikelijke vlie-
gen en hoveren een 5-punts curve geprogrammeerd worden.
Voor de optimale aandrijving kunnen deze curvepunten in een
b
ereik van 0% tot 100% verschoven worden. Deze optie hangt
samen met de normale pitchcurve. (zie hfdst 13.8)
Na de activering van de programm-
e
ermodus moet deze functie met
de mode-toets geselecteerd wor-
den. Daarna verschijnt de hiernaast
staande display-aanduiding van
het menu voor de instelling van een
normale pitchcurve.
In het linkerdeel van de display wordt het nummer van het cur-
vepunt, waar de instellingen voor geprogrammeerd worden,
getoond en rechts wordt de %-waarde weergegeven. Punt
`1`is het eerste curvepunt na de stationairstand, punt `5`is het
laatste punt, dichtbij de volgasstand.
Alle curvepunten moeten na elkaar als volgt ingesteld worden:
• Met de select-toets kan het curvepunt, waarvoor de instel-
lingen ingevoerd moeten worden, geselecteerd worden.
• Met de data-invoer-toets kan de gewenste %-waarde en de
servopositie voor elk punt ingesteld worden.
13.8 NORMALE PITCHCURVE (N-PI)
Bij de bediening van de gasstuurknuppel wordt niet alleen de
gasservo maar automatisch ook de pitchservo aangestuurd.
Voor de individuele afstemming tussen de motor-en de pit-
chaansturing kan met deze functie voor het gebruikelijke vlie-
gen en hover
en een 5-punts curve gepr
ogrammeerd wor
den.
Voor de optimale aandrijving kunnen deze curvepunten in een
ber
eik van 0% tot 100% verschoven worden. Deze optie hangt
samen met de normale gascurve. (zie hfdst 13.7)
Na de activering van de programmeermodus moet deze func-
tie met de mode-toets geselec
-
teerd worden. Daarna verschijnt de
hiernaast staande display-aandui-
ding van het menu voor de instel
-
ling van een normale pitchcurve.
In het linker
deel van de display
wordt het nummer van het curve-
punt, waar de instellingen voor geprogrammeerd worden,
getoond en r
echts wordt de %-waar
de weer
gegeven. Punt
`1`is het eerste curvepunt na de stationairstand, punt `5`is het
laatste punt, dichtbij de volgasstand.
Alle curvepunten moeten na elkaar als volgt ingesteld worden:
• Met de select-toets kan het curvepunt, waarvoor de instel-
lingen ingevoer
d moeten wor
den, geselecteer
d wor
den.
• Met de data-invoer-toets kan de gewenste %-waarde en de
servopositie voor elk punt ingesteld worden.










