Operation Manual

Bestelnummer
35 MHz Best.nr. F4066
4
0 MHz Best.nr. F4067
T6EXP
23
ste modelnummer verschijnt. Met de `+`-toets wordt het vol-
gende en met de `-`-toets het vorige model gekozen. Hiermee
is het modelgeheugen kiezen afgesloten.
D
oor gelijktijdig indrukken van de `mode`- en `select`-toets
wordt teruggekeerd naar de basisaanduiding.
Submenu modelgeheugen wissen (REST)
A
lle gegevens van een modelgeheugenplaats kunnen gewist
worden, d.w.z. het geheugen wordt teruggebracht naar de
standaard-begintoestand. Het is aan te bevelen alvorens een
nieuw model te programmeren, het geheugen te resetten.
(wissen)
D
oor bediening van de select-toets
kan vanuit iedere geheugenaandui-
ding naar het wissen van gegevens
omgeschakeld worden. De hier-
naast staande display verschijnt
dan.
Is het gewenste modelgeheugen geactiveerd en wordt de
`select`-toets ingedrukt dan verschijnt in het display het num-
mer van de geheugenplaats en de aanduiding `CLR`Door de
data-invoer-toets minstens 2 seconden in te drukken, zal het
resetten beginnen. Het maakt niet uit welke kant van de wip-
schakelaar ingedrukt wordt.Eerst knippert `CLR. Na het klin-
ken van een akoestisch signaal is het wissen succesvol afge-
rond.
Door bediening van de `select`-toets wordt teruggegaan naar
modelgeheugen-aanduiding.
Pas op
Door het wissen van een modelgeheugen worden alle instel-
lingen teruggezet naar de standaard-uitvoering. De gegevens
kunnen niet meer wor
den teruggeroepen. Wees daarom voor-
zichtig met de wisfunctie.
Submenu modeltype kiezen (ACRO of HELI)
Om gecompliceerde modellen te kunnen besturen zijn veel
automatische koppelingen en stuurbewegingen nodig. Om
alle mogelijkheden van een computerzender zo veel mogelijk
te gebruiken, is het programmeren vrij uitgebreid. Om de
gebruiker dit te besparen , biedt de T6EXP-zender de mogelij-
kheid om uit voor
geprogrammeerde programma`s te kiezen.
De volgende programma`s zijn beschikbaar:
• ACRO pr
ogramma voor vleugelmodellen
• HELI programma voor helikoptermodellen
Ga als volgt te werk om van modeltype te wisselen:
Met de select-toets het ÀCRO/HELI-submenu kiezen
Kies met de data-invoer-toets het juiste modeltype voor uw
model en bevestig dit door de toets minstens 2 seconde in te
drukken.Eerst knippert het
opschrift `HL`of ÀC`kort. Zodra
het wisselen afgerond is , wordt
het nieuwe modeltype getoond
en een akoestisch signaal geeft
aan dat alles succesvol is afge-
rond.
S
ubmenu modulatiemethode (PULS)
Deze functie is nodig om de gewenste modulatiemethode
PCM-1024 of PPM in te stellen. Bij gebruik van een FM-ont-
vanger moet de PPM-modus ingesteld worden, bij een PCM-
ontvanger de PCM-modus.
D
oor bediening van de select-toets
kan men vanuit ieder modelgeheu-
gen in het menu voor het verande-
ren van de modulatiemethode
k
omen. Afhankelijk van de actuele
modulatiemethode verschijnt één
van de hiernaast afgebeelde dis-
play-aanduidingen. Om de modu-
latiemethode te wijzigen moet de
d
ata-invoer-toets gebruikt worden.
Voor PCM moet de toets naar
vor
en(+) en voor PPM naar achte-
ren(-) gedrukt worden. De gewen-
ste modulatie methode wordt in de
display weergegeven.
Belangrijk is dat de nieuwe modus
pas dan actief wordt , als
de zender uit-en weer ingeschakeld wordt.
Daarna moet de
aanduiding van de modulatiemethode beslist op de juistheid
getest worden,opdat het zeker is dat de juiste modus geacti-
veerd is.
Submenu modelnaam (MDL)
Met deze functie kan men het modelgeheugen een naam
geven. Dit maakt het terugzoeken gemakkelijker.
Nadat met de select-toets dit sub-
menu gekozen is , verschijnt in de
display de naam van het actuele
geheugen. Bij een tot nu toe onge-
bruikt modelgeheugen verschijnt
de naam `MDL-1`
De keuze van het modelgeheugen, waar een nieuwe naam aan
gegeven wordt , wordt gemaakt door de data-invoert-toets
minstens een halve sec. in te drukken tot de gewenste model-
geheugenplaats verschijnt. De modelnaam kan met max. vier
tekens ingevoerd wor
den.
Dit kunnen letters, cijfers,lege velden of symbolen zijn.
Om de displaysegmenten te activeren moet de select-toets
vijfmaal ingedrukt wor
den. Vervolgens kan in het eerste seg
-
ment een letter of teken ingevoerd worden. Gebruik hiervoor
de data-invoer-toets, voor het volgende teken eerst weer de
select-toets gebruiken en met de data-invoer
-toets de volgen-
de letter kiezen.