Operation Manual
Bestelnummer
35 MHz Best.nr. F4066
4
0 MHz Best.nr. F4067
T6EXP
19
12.8 FLAPERON MIXER (FLPR)
Voorwaarde voor het gebruik van de flaperon-mixer is het
g
ebruik van twee rolroerservo`s, opdat de rolroer- en de flap-
functie gemixt kunnen worden.Bij de rolroerwerking bewegen
de beide rolroeren zich in tegengestelde richting. Voor de welf-
klepwerking moeten de beide rolroeren gelijktijdig naar dezelf-
d
e kant bewegen.De beide afbeeldingen laten de samenhang
zien.
De servo voor het rechter roelroer wordt op kanaal 1 en voor
het linker rolroer op kanaal 6 van de ontvanger aangesloten.
De welfklepwerking van de vleugel wordt in werking gesteld
door de schakelaar rechts boven in de zender. (zie hfdst 2.1)
Met deze functie kan ook de dif
ferentiering van de rolroeren
geprogrammeerd worden. Een gedifferentieerde rolroeruitslag
dient ervoor om een ongewenst effect van het zogenaamde
negatieve draairolmoment op te heffen.Bij de bediening van de
rolroeren ontstaat er bij de naar beneden uitgeslagen klep een
grotere weerstand dan aan de naar boven uitgeslagen klep.
Daardoor ontstaat er een draaimoment om de hoogteas van
het model, tegengesteld aan de gewenste draairichting. Het
model “schuift”.
Hoe groter de spanwijdte van het model is hoe groter dit
effect is. Bij grote zweefvliegtuigen is dit effect dus extra
groot. Het negatieve draaimoment kan ook door een richtin-
groeruitslag naar dezelfde kant opgeheven worden. (zie hfdst
12.7 PMX).Dit geeft echter extra weerstand bij het bochten
vliegen.
Een rolroer-differentiering zorgt ervoor dat het naar beneden
uitgeslagen rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar
boven uitgeslagen rolroer, zodat er aan beide vleugelhelften
een zelfde weerstand ontstaat. Hierdoor ontstaat er nu geen
negatief draaimoment.
De graad van differentiering kan traploos als procentwaarde
ingesteld en altijd weer verander
d wor
den. Bij een dif
ferentie-
ring van 50% slaat het roer naar boven tweemaal zoveel uit als
het r
oer naar beneden. Bij 100% dif
fer
entiering slaat alleen het
roer naar boven uit.(split)
N
a de activering van de programm-
eermodus moet deze functie met
de mode-toets geselecteerd wor-
den.Daarna verschijnt de hiernaast
s
taande display-aaanduiding van
d
e flaperon-nmixer. (FLPR)
De flaperonmixer kan niet gelijktij-
dig met de deltafunctie (ELVN)
g
eactiveerd worden. Is de elevon-
mixer reeds in gebruik dan ver-
schijnt de hiernaast staande aan-
duiding .Gegevens invoeren is pas
mogelijk nadat de elevonfunctie
g
edeactiveerd is.
Door de data-invoer-toets gedu-
rende een 0,5 sec. naar voren in te
drukken verandert het knipperende
opschrift ‘INH’` naar ‘ON’ De mixer
is nu geactiveerd.
Als voor het model een rolroerdiffe-
rentiering noodzakelijk is , moet de
select-toets bediend worden, het
%-teken knippert nu en met de
data-invoer-toets kan de mate van
differentiering van –100% tot
+100% ingesteld worden. Hoe
hoger de waarde , hoe groter de
differentiering is. Het voorteken + of – geeft de richting van de
differentiering aan.
Na het afsluiten van de programmering moet de gehele func-
tie nauwkeurig getest worden. Let er hierbij in het bijzonder op
dat de servouitslag , bij gelijktijdige bediening van beide func-
ties, niet te groot en niet mechanisch belemmerd wordt.
Door de toetsen mode en select gelijktijdig in te drukken,
wordt er teruggekeerd naar de basis-instelling.
rolroeruits-
lag
welfkleppenu-
itslag
Kan. 1 Kan. 1 Kan. 6
Kan. 6
zonder differentiering
50% dif
fer
entiering
100% differentiering










