Operation Manual

Faxberichten of gescande documenten verzenden wanneer de toner op is....................................... 180
Gebruikte toner weggooien..................................................................................................................... 180
10. Problemen oplossen
Als een statuspictogram weergegeven wordt............................................................................................. 183
Wanneer een indicatielampje brandt of knippert bij de knop [Status controleren].................................185
Als het apparaat een piepgeluid maakt...................................................................................................... 187
Als u problemen heeft met de bediening van het apparaat...................................................................... 189
Functies kunnen niet tegelijkertijd worden uitgevoerd............................................................................194
Meldingen bij gebruik van de Kopieerapparaat/Document Server-functie............................................195
Meldingen bij gebruik van de faxfunctie.....................................................................................................199
Wanneer er een probleem is met het opgeven van de netwerkinstellingen ....................................... 200
Wanneer de functie fax op afstand niet kan worden gebruikt .............................................................207
Meldingen bij gebruik van de printer.......................................................................................................... 210
Meldingen op het bedieningspaneel bij gebruik van de printer...........................................................210
Afgedrukte meldingen in de foutenlogboeken of rapporten bij gebruik van de printer..................... 213
Meldingen bij gebruik van de scanner........................................................................................................225
Berichten
die op het bedieningspaneel worden weergegeven wanneer de scannerfunctie wordt
gebruikt...................................................................................................................................................... 225
Als er foutmeldingen worden weergegeven op de clientcomputer ..................................................... 236
Wanneer er andere meldingen worden weergegeven............................................................................. 243
Wanneer er een probleem is met het scannen of opslaan van originelen...........................................245
Als het Home-scherm niet kan worden bewerkt (bij het gebruik van het standaard bedieningspaneel)..
.................................................................................................................................................................... 246
Als het adresboek geüpdatet wordt ....................................................................................................... 247
Wanneer gegevens niet verzonden kunnen worden vanwege een probleem met de bestemming..248
Wanneer het apparaat niet bediend kan worden vanwege een probleem met het
gebruikerscertificaat..................................................................................................................................248
Wanneer er problemen optreden met het inloggen ..............................................................................250
Wanneer de gebruiker geen rechten heeft om een bewerking uit te voeren.......................................251
Als de LDAP-server niet gebruikt kan worden.........................................................................................251
INDEX...........................................................................................................................................................253
5