Operation Manual
Interface-instellingen
75
2
❖ Type LAN
Wanneer u de IEEE 802.11b-interface-eenheid heeft geïnstalleerd, selecteer
dan de verbindingsmethode.
• Ethernet
• IEEE 802.11b
[Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-kaart is geïnstal-
leerd. Als Ethernet en IEEE 802.11b (draadloos LAN) zijn aangesloten, dan
heeft de geselecteerde interface voorrang.
❖ Ping-opdracht
Controleer de netwerkverbinding met ping-opdracht die het opgegeven
IPv4-adres gebruikt.
Als u geen verbinding met het netwerk kunt maken, controleer dan het vol-
gende en probeer de ping-opdracht opnieuw.
• Zorg ervoor dat “IPv4” in [Effectief protocol] is ingesteld op “Actief”.
• Controleer of het apparaat met het toegewezen IPv4-adres is verbonden
met het netwerk.
• Het is mogelijk dat hetzelfde IPv4-adres wordt gebruikt voor de opgege-
ven apparatuur.
❖ SNMPv3-communicatie toestaan
Stel de gecodeerde communicatie van SNMPv3 in.
• Alleen codering
• Codering/Tekst wissen
Als u selecteert om [Alleen codering], dan moet u een coderingswachtwoord
voor het apparaat instellen.
❖ SSL- / TLS-communicatie toestaan
Stel de gecodeerde communicatie van SSL/TLS in.
• Alleen cijfertekst
• Cijfertekst-prioriteit
• Cf.tkst/Tkst wis.
Als u [Alleen Cijfertekst] instelt, dan moet u het SSL-certificaat voor het appa-
raat installeren.
❖ Hostnaam
Geef de hostnaam op.
Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens.
❖ Apparaatnaam
Geef de apparaatnaam op.
Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens.










