Operation Manual
Het apparaat aansluiten
46
1
Interface-instellingen
Instellingen wijzigen met Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin
en telnet.
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Autom. verkrijgen (DHCP)]
• Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
• SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
• telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeer] → [IPv4-adres]
• Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
• SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
• telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeer] → [Sub-net Mask]
• Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
• SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
• telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
❖ [Netwerk] → [IPv4 Gateway adres]
• Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
• SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven
van de instelling.
• telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv6-adres] → [Handmatige configuratie-adres]
• Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instel-
ling.
• SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opge-
ven van de instelling.
• telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.










