Operation Manual

Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
278
7
De map handmatig lokaliseren
A Druk op [Wijzigen] onder Pad.
B Voer het pad in waar de map zich bevindt.
C [OK].
D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.
E Druk op [Afsluiten].
Opmerking
Als u ’Verbindingstype’ instelt op [NDS], de naam van de NDS-boomstruc-
tuur is ’boomstructuur’, de naam van de context met het volume is ’con-
text’, de volumenaam is ’volume’ en de mapnaam is ’map’, dan zal het pad
zijn: ’\\boomstructuur\volume. context\map’.
Als u ’Verbindingstype’ instelt op [Bindery], en als de NetWare-servernaam
isserver, de volumenaam isvolume en de mapnaam ismap, dan zal
de padnaam zijn: ’\\server\volume\map’.
U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer
het opnieuw.
De map opsporen met de functie In het netwerk bladeren
A Druk op [Bladeren door netwerk].
B Als u ’Verbindingstype’ heeft ingesteld op [NDS], dan verschijnt een lijst
met items in de NDS-boomstructuur. Als u ’Verbindingstype’ heeft inge-
steld op [Bindery], dan verschijnt een lijst met items op de NetWare-server.
C Zoek naar de bestemmingsmap in de NDS-boomstructuur of NetWare-ser-
ver.
U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
D Selecteer de map die u wilt registreren.
E [OK].
Opmerking
Alleen de mappen die u kunt openen, verschijnen in [Bladeren door netwerk].
Als de talen die worden gebruikt op het apparaat en de bestemming die u
wilt bekijken van elkaar verschillen, dan verschijnen de items in de lijst
wellicht niet correct.
Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven.