Operation Manual
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
246
7
❖ Faxkoptekst
U kunt ervoor kiezen om een faxkoptekst op faxberichten af te drukken die
anderen ontvangen. De standaardinstelling is “1e naam’.
❖ Label invoegen
Gebruik Label toevoegen om informatie af te drukken zoals de bestemmings-
naam op het vel dat op de bestemming wordt afgedrukt.
Gegevens worden als volgt afgedrukt:
• Bestemmingsnaam
De bestemmingsnaam die is ingesteld in [Faxbestemming] wordt afgedrukt
met “Aan" voordat hij verschijnt bovenaan het vel.
• Standaardbericht
Een geregistreerde zin bestaande uit twee regels wordt afgedrukt onder
“Bestemmingsnaam".
Om deze functie te gebruiken moet u Label toevoegen instellen op [Aan] wan-
neer u faxbestemmingen programmeert, en tevens op [Labels invoegen] druk-
ken wanneer u faxdocumenten verzendt.
De faxkoptekst en het label invoegen worden ook afgedrukt als wordt ver-
zonden met e-mail met behulp van de faxfunctie.
U kunt een standaardbericht programmeren dat afwijkt van de berichten die
in het apparaat zijn geregistreerd. Zie Faxhandleiding
U kunt de volgende items in een IP-faxbestemming programmeren:
❖ IP-Fax
De IP-faxbestemming registreren. U kunt maximaal 128 tekens gebruiken
voor het registreren van de naam. U moet deze instelling invoeren wanneer
u een IP-fax gebruikt.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
❖ SUB-code
Door een SUB-code te registreren kunt u Vertrouwelijke verzending gebrui-
ken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkba-
re functie ondersteunen, genaamd Faxhandleiding.
❖ SEP-code
Door het registreren van een SEP-code kunt u Polling ontvangst gebruiken
om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Polling ontvangst onder-
steunen. Zie Faxhandleiding.
❖ Protocol selecteren
Selecteer het protocol voor de IP-faxverzending.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
Verwijzing
Pag.282 “Namen in een groep registreren”
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”










