Operation Manual

Faxeigenschappen
182
4
Doorzenden
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
Belangrijk
Er kan een doorzendbestemming worden geregistreerd voor iedere bijzonde-
re afzender. Om twee of meer doorzendbestemmingen te registreren moet u
groepsbestemmingen gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmin-
gen per groep worden opgegeven.
A Druk op [Doorzenden per afzender].
B Selecteer [Aan] of [Uit].
Wanneer u [Uit] selecteert, ga dan door met stap
D
.
C Druk op de Bestemmingstoets van een doorzendbestemming en vervol-
gens op [OK].
D Druk op [OK].
Opmerking
Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] leidt ertoe dat dezelfde instelling
worden gemaakt voor “Doorzenden’ onder “Beheerderstoepassingen’.
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen
de bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map.
Wanneer een map is opgegeven als de doorzendbestemming, dan kunt u
een bestandsformaat voor het doorzenden instellen. Zie "Parameterinstel-
lingen" (schakelaar 21, bit 3).
Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven
als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbe-
stemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregis-
treerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document
verzonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het op-
gegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt
als alternatieve bestemming. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 32, bit 0).
Nadat u stap
J
hebt uitgevoerd, stelt u “Doorzenden" van “Ontvangstin-
stellingen" in op “Aan".
Verwijzing
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.263 “Mappen registreren”