Operation Manual
Faxeigenschappen
162
4
Doorzenden
Ontvangen documenten afdrukken en doorzenden naar een opgegeven Eind-
ontvanger. Dit is nuttig als u bijvoorbeeld een bezoek brengt aan een ander kan-
toor en een kopie van uw documenten wilt laten verzenden naar dat kantoor.
U kunt ook een “map’ opgeven als een bestemming voor het doorzenden.
Belangrijk
❒ Om deze functie te gebruiken, stelt u Doorzenden onder Ontvangstinstellin-
gen in op Aan (inschakelen).
❒ U kunt eindontvangers alleen selecteren uit bestemmingen die zijn gepro-
grammeerd in het Adresboek. U kunt geen geprogrammeerde overdrachts-
stations selecteren als eindontvangers.
Een faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map kunnen worden inge-
steld als de bestemming voor de verzending.
Zelfs wanneer [Aan] is geselecteerd voor “Doorzenden’ in “Ontvangstinstellin-
gen’ en [Uit] is geselecteerd voor de doorzendbestemming in deze functie, dan
nog wordt alleen afdrukken uitgevoerd en niet doorzenden.
Wanneer u de eindontvangers wilt wijzigen afhankelijk van de afzenders, stel
dan de eindontvangers in bij de afzender, onder “Bijzondere afzender program-
meren’. Documenten die niet zijn ontvangen van bijzondere afzenders worden
verzonden naar de bestemming die is opgegeven in deze functie.
Geef op of doorgezonden documenten moeten worden afgedrukt. Zie ’Parame-
terinstellingen’ (schakelaar 11, bit 6).
Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven
als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbe-
stemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd.
Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document verzon-
den naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven
type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alterna-
tieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0).
U kunt een van de Snelbewerkingstoetsen programmeren met bewerkingen
voor deze functie.
Als u een map voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestands-
formaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie ’Parame-
terinstellingen’ (schakelaar 21, bit 3).
Verwijzing
Pag.135 “Algemene functies”
Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.142 “Ontvangstmodus”
Pag.174 “Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld”










