Operation Manual

Oorspronkelijke instellingen
151
4
SIP-instellingen
Stel het IPv4-adres van de SIP-server of hostnaam in en de SIP-gebruikers-
naam.
Als u [Aan] selecteert met de Gebruikersparameters, dan kunt u de SIP-server
gebruiken. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 34, bit 1).
U kunt alfanumerieke symbolen gebruiken (kleine letters en hoofdletters) en
symbolen (’;’, ’?’, ’:’, ’&’, ’=’, ’+’, ’$’, ’,’, ’-’, ’_’, ’.’, ’!’, ’~’, ’*’, ’#’, ’‘’, ’(’, ’)’, ’%’, ’/’
en ’@’) voor registratie van de SIP-gebruikersnaam in SIP-instellingen. Zorg
ervoor dat u deze tekens correct invoert.
Gebruik nummers en punten (“.”) voor de invoer van het correcte IPv-adres
voor de gatekeeper, SIP-server en gateway. Voor het correcte IPv4-adres
neemt u contact op met de beheerder.
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [SIP instellingen].
D Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap.
Een proxyserver brengt belverzoeken en antwoorden over.
Een redirect-server (opnieuw toewijzen) verwerkt verzoeken voor bestem-
mingsinlichtingen.
Een registerserver registreert locatie-informatie van gebruikers (die over-
eenstemmen met telefoons of faxen op openbare telefoonlijnen) op een IP-
netwerk.
E Voer het IPv4-adres of hostnaam en de SIP-gebruikersnaam in en druk op
[OK].
F Geef op of u de SIP-verificatieopname wilt uitvoeren.
Als u [Aan] selecteert, voer dan het wachtwoord in met maximaal 128 te-
kens.
G Druk op [OK].
Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen
Registreer, wijzig of verwijder de gateway die wordt gebruikt voor over-
dracht aan IP-fax.
Programmeren/Wijzigen
A Druk op [Faxeigenschappen].
B Druk op [Oorspr. Inst.].
C Druk op [Gateway progr/wijz/verw].
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.