Operation Manual
Systeeminstellingen
100
2
Een poortnummer invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Poortnummer”.
Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. Geef een
poort op die overeenstemt met uw omgeving.
B Voer het nieuwe poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens
op de toets{#}.
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automa-
tisch in “636”.
SSL-communicatie starten
A Druk op [Aan].
Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server.
Om SSL te kunnen gebruiken, moet de LDAP-server SSL ondersteunen.
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automa-
tisch in “689”.
SSL-instelling moet op dit apparaat zijn ingeschakeld. Neem voor meer infor-
matie contact op met uw netwerkbeheerder.
Verificatie instellen
A Druk op [TVolg.].
B Druk op [Aan] onder [Hge beveiliging] of “Verificatie”.
Om een zoekverzoek aan de LDAP-server te doen gebruikt u de beheerders-
account voor verificatie.
Verificatie-instellingen moet voldoen aan de instellingen van uw serververi-
ficatie. Controleer uw serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt.
[Hge beveiliging] is alleen beschikbaar met LDAP-versie 3.0.
Wanneer [Hge beveiliging] is geselecteerd, dan wordt het beheerderswacht-
woord gecodeerd voordat het wordt verzonden naar het netwerk. Wanneer
[Aan] is gelesecteerd, dan wordt het wachtwoord verzonden zonder codering.










