Operation Manual
4
Bediening - Expertniveau
4.1
Ingebruiknameassistent
De bij het starten van de regelaar geactiveerde
ingebruiknameassistent is voor de basisprogram-
mering van de regelaar op het beschikbare sys-
teem. Als de afzonderlijke parameters worden
geactiveerd of gedeactiveerd, worden de overeen-
komstige parameterrecords automatisch geüpload.
Ze worden echter niet weergegeven. Na volledige
ingebruikname is een basisparametrering actief.
Het temperatuurgedrag in het systeem moet tij-
dens de eerste verwarmingsperiodes worden
gecontroleerd en evt. met de parameters worden
geoptimaliseerd. Hoe lager de watertemperaturen
worden gekozen, hoe effectiever het gebruik van
de warmtepomp is.
Vereenvoudigde ingebruiknamevoorbeelden
kunt u vinden in
Ä
Hoofdstuk 4.2 „Voorbeeld
hydrauliekschema's met installatieparame-
ters“ op pagina 39
Als u de installatieassistent op een later tijdstip
nogmaals nodig heeft (bijv. bij het uitbreiden van
de bestaande installatie) kunt u deze via het hoofd-
menu te allen tijde oproepen.
Ga bij de installatie als volgt te werk:
Afb. 27: Parameters instellen
Afb. 28: Invoer met "OK" bevestigen, met "Verder"
naar de volgende instelling springen
Toekenning van de unieke apparaataanduiding
Hier kunt u max. 3 Smart Control-apparaten adres-
seren.
Met de draaiknop selecteert u de apparaataandui-
ding en met "OK" bevestigt u de invoer. Het appa-
raataanduidingsnummer verschijnt voor een rood,
knipperend veld rechtsboven in het display.
1
Afb. 29: Toekenning van de apparaataanduiding
Menuoptie Parameter
Fabrieks-
instelling
Adres
Control
Panel 1
Control Panel 1
Control Panel
1
Control Panel 2
Control Panel 3
Op "Volgende" drukken
23