Operation Manual
U dient zich aan de elektrische aansluitschema's van de gebruikte warmtepomp te houden. Deze bevinden
zich in het bijbehorende installatiehandboek.
NOTA BENE
Klem Voeler-nr. Beschrijving Opmerking
1 F9 Buitenvoeler
2 F8
Combi-voeler (gemeenschappelijke aanvoer)
Regelsensor verwarmen
Regelsensor verwarmen. Dient volgens het aansluitschema te
worden geplaatst!
3 F6 Voeler warmwater
4 F5 Aanvoervoeler HK 2 (mengcircuit)
5 F3 FBR-2 Analoge afstandsbediening (alleen voor HK1)
6 F2 FBR-2 Analoge afstandsbediening (alleen voor HK1)
7 F1 Sensor bufferreservoir onder Referentiesensor vastebrandstofketel
8 F11 Aanvoervoeler warmtepomp
9 F12 Sensor bufferreservoir onder Referentiesensor zonnepaneel of vastebrandstofketel
10 F13 Niet in gebruik
11 F14 Sensor zonnecollector of vastebrandstofketel Pt 1000
12 F15 volumestroomgever Impulsingang
13 F17 Retoursensor (regelsensor koelen)
14 eBUS + Signaaluitgang 0-10 V Modulatiegraad (richt-vermogen in %)
15 eBus- Signaaluitgang 0-10 V Modulatiegraad (richt-vermogen in %)
16 CAN-Bus H
Databus voor aansluiting op andere warmtepompen managers
en / of digitale afstandsbedieningen
17 CAN-Bus L
18 CAN-Bus -
19 CAN-Bus +
Remko-speciļ¬eke contacttoewijzing van de ingangen van de printplaat
Instelling van de DIP-schakelaars
(ADR)
DIP-schakelaars 1-4:
De DIP-schakelaars 1-4 dienen
voor het instellen van het adres
van de regeling. Doorgaans is het
standaardadres ingesteld op 01.
Zijn er echter meerdere regelingen
(warmtepomp-manager) in de
installatie (gekoppeld via CAN-
BUS-lus), moet aan elke individuele
regeling een eigen adres worden
toegewezen. In het betreffende
weergave-/bedieningsdeel (BM-
T "Terminal") moet dit adres dan
worden overgenomen. Maximaal
16 verschillende adressen kunnen
worden uitgegeven, d.w.z. gebruik
van max. 16 regelingen. De toewijzing
van DIP-schakelaarstanden voor het
adres van de regeling bevindt zich
direct in het aansluitschema "Aanzicht
soldeerkant".
DIP-schakelaar 5:
niet in gebruik
DIP-schakelaar 6:
DIP-schakelaar 6 dient als
BUS-afsluitweerstand. De BUS-
afsluitweerstand moet eenmalig
ingesteld worden in het bussysteem.
DIP-schakelaar 6 --> OFF: De
afsluitweerstand wordt niet
ingesteld.
DIP-schakelaar 6 --> ON: De
afsluitweerstand wordt ingesteld.
LED-indicaties
Groene LED knippert; geen BUS-
verbinding
Groene LED brandt; BUS -verbind-
ing aanwezig
Rode LED knippert; fout
RESET naar fabrieksinstelling
De warmtepomp-manager
kan worden gereset naar de
fabriekinstelling.
Hiervoor als volgt te werk gaan:
1. Spanning UIT
2. DIP-schakelaar 1 omschakelen
3. Spanning AAN
4. DIP-schakelaar 1 terugschakelen
Opmerking: Stap 4 moet
binnen 3 seconden na stap 3
plaatsvinden. Het laden van de
fabrieksinstellingen is succesvol als
tijdens stap 4 de LED's 1 seconde
knipperen.
65