Instructions

92
Als u de stuurknuppel voor de hoogteroerfunctie naar boven beweegt, moet het hoogteroer naar beneden uitslaan. De
achterzijdevanhetroermoetdaarbijca.10mmnaarbenedenwordenafgesteld.Tijdenshetvliegenwordtdaardoor
het staarvlak naar boven gedrukt en het model duikt naar beneden weg. Deze stuurfunctie wordt gebruikt om het
model in een normale vliegpositie te brengen, wanneer het door een stuurfout of een windbui te sterk naar boven wil
stijgen.
Afbeelding 11
Rolroerfunctie
Als de stuurknuppel voor de rolroerfunctie naar links beweegt, moet het rolroer van de linker vleugel naar boven, de
rolroerenvanderechtervleugelnaarbenedenuitslaan.Deachterzijdevanhetroermoetdaarbijca.12mmnaar
beneden,resp.bovenwordenafgesteld.Tijdenshetvliegenwordtdaardoordevleugelnaarlinksondergedruktenhet
model vlieg met wat hoogteroerondersteuning een linkse bocht.
Afbeelding 12
Als de stuurknuppel voor de rolroerfunctie naar rechts beweegt, moet het rolroer van de linker vleugel naar beneden,
derolroerenvanderechtervleugelnaarbovenuitslaan.Deachterzijdevanhetroermoetdaarbijca.12mmnaar
beneden,resp.bovenwordenafgesteld.Tijdenshetvliegenwordtdaardoordevleugelnaarrechtsondergedrukten
het model vlieg met wat hoogteroerondersteuning een rechter bocht.
Afbeelding 13