User manual

19
13. Controle van de stuur- en rijfunctie
Omtevoorkomen dathetmodel bijdecontrolevan destuur-en rijfunctieongewildwegrijdt,plaats het
modelmethetchassisopeengeschiktevoet(houtbloko.i.d.).Dewielenmoetenvrijkunnendraaien.
13.1 Controleren van stuurfunctie
Voer vóór de controle van de stuurfunctie altijd eerst een digitale trimming door. Verdere informatie kunt
u in de sector „Ingebruikname van de zender“ in het hoofdstuk „Controleren en instellen van de digitale
trimming“ vinden.
Schakelvoordecontrolezoweldezenderalsdeontvan-
geris.Wanneeruallescorrectaangesloteneningebouwd
hebt,moetdebesturingopdedraaibewegingenvanhet
stuurwielreageren.
Wanneerhetstuurwielindemiddenpositiestaat,moeten
dewielenrechtuitgelijndzijn.
Wanneer de wielen scheef staan, hoewel het stuurwiel
in de middenpositie staat, controleer of de servohendel
scheef ten opzichte van de stuurstang staat.
In dit geval maakt u de servohendel los en schroeft hem
een„puntje“verdraaidweervast.
Verdereafwijkingenvandewielpositieskunnenbijgebruik
doorafstellingvandestuurstanggecorrigeerdworden.
Alsunaarlinksstuurtmoetendewielennaarlinksdraai-
en.Alsunaarrechtsstuurtmoetendewielennaarrechts
draaien.
Wanneerdestuurinrichtingpreciestegenovergesteldaandestuurrichtingvandezenderreageren,kuntu
dit probleem omprogrammeren. Kijkt u hiervoor in het hoofdstuk „Selecteren van menu‘s“ en aansluitend
„Reverse“.
Afbeelding 8