User manual
24
20. Binding-functie
Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar
worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk
worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of
ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk.
Voor u den ontvanger aan de zender kunt koppelen, controleert u of de zender in de juiste digitale codering (zie vorig
hoofdstuk) werkt.
Ga als volgt te werk om de binding-functie uit te voeren:
• Zender en ontvanger moeten zich in de onmiddellijke
omgeving van elkaar (max. 50 cm afstand) bevinden.
• Schakeldezenderuit.
• Ontkoppeldeeventueelaangeslotenservo'svandeont-
vanger.
• Sluitdemeegeleverdeprogrammeerstekker(1)aande
"BAT"-uitgang van de ontvanger aan.
• Destroomverzorgingvandeontvanger(ontvangeraccu
of rijregelaar met BEC) wordt aan een willekeurige uit-
gang van de ontvanger aangesloten.
• Schakeldeontvangerin.DeLEDopdeontvanger(2)
begint snel te knipperen.
• Drukdebinding-toetsopdezender(zieookafbeelding
1, pos. 11) in en houdt deze toets ingedrukt.
• Schakelbijeeningedruktebinding-toetsdezendermet
de aan-/uitschakelaar in. De LED-indicator in de zender
begintteikkeren.
• Van zodra de LED in de ontvanger (2) na een paar
seconden langzaam knippert, is de binding-procedure
voltooid.
• Laatdebinding-toetsopdezenderlos.
• Schakeldeontvangerendezenderuitenverwijderde
programmeerstekker.
• Sluit de servo's/regelaars opnieuw aan de ontvanger
aan.
• Controleerdewerkingvandeinstallatie.
Als de installatie niet correct werkt, voert u de procedure opnieuw uit of controleert u de digitale codering van de
zender.
Als u de zender op de digitale codering "AFHDS" hebt omgeschakeld en een "AFHDS"-ontvanger bindt, zal
de LED in de ontvanger niet langzaam knipperen na een geslaagde binding, maar permanent branden.
Afbeelding 17