User manual
15
14. Controleren van de draairichtingen van de servo
a) Controleren van de stuurknuppelfuncties
Afbeelding 10 bij dit hoofdstuk vindt u op de volgende bladzijde.
Sluit de in het model gebruikte servo's aan de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting van
de ontvangeruitgangen.
Als uw model met twee rolroerservo's is uitgerust, is het mogelijk om beide servo's met behulp van een
V-kabel aan de ontvangeruitgang "CH1" te gebruiken.
Neem de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij een correcte aansluiting moeten de servo's aan de uitgan-
gen1,2,3en4,ofeentoerentalregelaaraandeuitgang3,inovereenstemmingmetdeafbeeldingeninguur10op
de bewegingen van de stuurknuppel in de juiste richting reageren.
De stuurstangen van de roeren moeten zo zijn afgesteld dat de roeren allemaal precies in het midden zijn afgesteld
als de stuurknuppel en trimming zich in het midden bevinden (zie ook bovenste schets in afbeelding 10).
De linker stuurknuppel voor de motorregeling kan naar voor en achter worden geschoven zonder dat hij
door veerkracht in de middelste stand terug wordt gezet. Hij blijft altijd in de positie staan, waarin hij het
laatst werd gezet.
Gebruik van een gasservo:
Als het model met een verbrandingsmotor wordt gebruikt, moet de stang van de gasservo zo worden afgesteld dat
de motor bij een vast gesloten carburateur stationair loopt wanneer de linker stuurknuppel zich in de onderste stand
bevindt. Pas als de trimregelaar voor de motorfunctie eveneens helemaal naar beneden wordt geplaatst, moet de
carburateur volledig sluiten zodat de verbrandingsmotor wordt afgesteld.
Als de stuurknuppel in de bovenste stand wordt geschoven, moet de smoorklep in de carburateur volledig geopend
zijn zodat de motor op vol vermogen kan lopen.
Gebruik van een elektromotor met vlieg-/rijregelaar:
Een elektrische vlieg-/rijregelaar die aan ontvangeruitgang "CH3" aangesloten is, moet zo zijn ingesteld dat een
elektromotor uit is als de linker stuurknuppel zich in de onderste stand bevindt. Bij elektrische modellen bieden de
vlieg-/rijregelaars vaak de mogelijkheid die de respectievelijke stuurknuppel-standen voor "motor uit" en "maximaal
vermogen" in te leren. Verdere informatie hierover kunt u in de gebruiksaanwijzing over de vlieg-/rijregelaar vinden.
Let op!
Voer bij een elektromodel de motortest uitsluitend uit als het model veilig tegen wegrollen is beveiligd. Let
bij de motortest ook op dat er zich geen voorwerpen of lichaamsdelen in het draai- of aanzuigbereik van de
propeller bevinden.
Als de servo's of roeren precies in tegengestelde richting, zoals getoond in afbeelding 10 reageren, kan met behulp
van de reverse-schakelaar (zie volgend hoofdstuk) de draairichting van de respectievelijke servo's worden omge-
keerd.