User manual
Gebruikershandleiding voor borstelloze snelheidsregelaar
[PROBLEEMOPLOSSING]
Probleem Mogelijke reden Oplossing
Na inschakeling werkt de motor niet en
hoort u geen geluid
De accu is niet juist met de
snelheidsregelaar verbonden
Controleer de stroomaansluitingen
Vervang de connectoren
Na inschakeling werkt de motor niet
en hoort u een “piep-piep-, piep-piep-”
waarschuwingstoon. (Elke “piep-piep-”
komt na een pauze van 1 seconde.)
Ingangsspanning is abnormaal, te hoog
of te laag.
Controleer de spanning van de accu
Na inschakeling werkt de motor niet
en hoort u een “piep-, piep-, piep-”
waarschuwingstoon. (Elke “piep-” komt
na een pauze van circa 2 seconden.)
Gassignaal is niet zoals het hoort Controleer de zender en de ontvanger
Controleer de draad van het gaskanaal
De motor draait in de andere richting De draadaansluitingen tussen de
snelheidsregelaar en de motor moeten
worden gewijzigd
Verwissel de draadaansluitingen
tussen de snelheidsregelaar en de
motor.
De motor stopt tijdens de werking
plotseling met draaien
Het gassignaal is verloren Controleer de zender en de ontvanger
Controleer de draad van het gaskanaal
De snelheidsregelaar heeft de
laagspanning beveiligingsmodus
geopend
Vervang de accu
Stopt of herstart willekeurig of een
onregelmatige werking
Bepaalde aansluitingen zijn
onbetrouwbaar
Controleer alle aansluitingen:
accuaansluitingen, gassignaaldraad,
motoraansluitingen, etc.
Er is een sterke elektromagnetische
storing in het werkingsgebied.
Stel de snelheidsregelaar opnieuw in
om de normale werking te hervatten.
Als de werking niet hervat kan worden,
breng de auto naar een andere ruimte.
[OPTIONELE ACCESSOIRES VOOR EEN UPGRADE]
We voorzien de volgende optionele accessoires om uw vermogensysteem te upgraden:
1. Koelventilator (12V):
De hoogspanningsventilator is nodig wanneer u een accu met meer dan 6 NiMH-
cellen gebruikt. Deze bevindt zich aan de koelplaat van de snelheidsregelaar en
koelt de snelheidsregelaar met een neerwaartse luchtstroom af. De afbeelding
aan de rechterkant geeft de installatie weer.
Markering: Richting van de
luchtstroom en de waaier
Ventilator
Koelplaat
Snelheidsregelaar
WAARSCHUWING! De originele ventilator (5V) die met de snelheidsregelaar
is verbonden kan ALLEEN werken met een 2-cel lithium accu of 4/6-cel
NiMH accu. Gebruik het NOOIT met een 3-cel lithium accu of NiMH-accu
met meer dan 6 cellen, permanente schade kan optreden.
Controleer het label van de ventilator zorgvuldig om de werkingsspanning
te bekijken alvorens het te gebruiken.
2. Programmakaart (Digitaal LED-scherm)
De programmakaart is een optionele accessoire dat afzonderlijk moet worden
gekocht. Het heeft een gebruikersvriendelijke interface. Het programmeren van
de snelheidsregelaar gebeurt aldus zeer eenvoudig en snel met dit apparaat
in zakformaat. Wanneer de programmeerbare waarde gewijzigd moet worden,
sluit de draden van de snelheidsregelaar (drie draden met zwarte, rode en witte
kleur) aan op de aansluiting van de programmakaart (De aansluiting bevindt
zich aan de rechterkant en is aangegeven met ), en sluit vervolgens de
hoofdaccu aan op de snelheidsregelaar. Elke waarde van het item wordt op de
programmakaartweergegeven.Gebruikde“ITEM”en“VALUE”knopomde
programmeerbare items en nieuwe waarden te selecteren en druk vervolgens
op de “OK” knop om de nieuwe instellingen in de snelheidsregelaar op te slaan.
3. Geavanceerde program box (LCD-scherm)
De programmakaart is een optionele accessoire dat afzonderlijk moet worden gekocht.
Er is een LCD-scherm om de programmeerbare items te tonen, zodat het als een individueel apparaat kan werken voor het
instellenvandesnelheidsregelaar.HetkantevensalseenUSB-adapterwerkenomdesnelheidsregelaarmeteenPCte
verbindenendermwarevandesnelheidsregelaarbijtewerken.
Pagina - 2 -
2. Gasbereik instellen (Gasbereik kalibreren)
Om ervoor te zorgen dat de snelheidsregelaar zich binnen het gasbereik bevindt, kalibreer het in de volgende gevallen; anders
kan de snelheidsregelaar niet juist werken.
1)Ugebruikteennieuwesnelheidsregelaar;
2)Ugebruikteennieuwezender;
3)Uwijzigtdeinstellingvandeneutralepositievandegashendel,ATVofEPA-parameters,etc.
Er moeten 3 punten ingesteld worden, dit zijn het hoogste punt van “vooruit”, “achteruit” en het neutrale punt.
De afbeeldingen tonen hoe het gasbereik met een Futaba
TM
zender in te stellen.
A) Schakel de snelheidsregelaar uit, zet de zender
aan, stel de richting van het gaskanaal in op
"REV", stel de “EPA/ATV” waarde van het
gaskanaal in op “100%” en schakel de “ABS”
remfunctie van uw zender uit. (*Opmerking 2)
B) Houd de “SET” toets ingedrukt en schakel de
snelheidsregelaar vervolgens in. Zodra de
rode LED begint te knipperen, laat de toets
onmiddellijk los. (*Opmerking 3)
(Bekijk de afbeelding aan de rechterkant)
“SET” toets
Houd de “SET”
toets ingedrukt,
C) Stel de DRIE punten in
overeenkomstig de stappen die in
de afbeelding aan de rechterkant
zijn weergegeven.
1) Neutrale punt
2) Eindpunt van de voorwaartse
richting
3) Eindpunt van de achterwaartse
richting
D) Na het beëindigen van het
kalibratieproces kan de motor na
3 seconden worden gestart.
Duw de gashendel naar de
neutrale positie
Druk op de “SET” toets,
de groene LED knippert
eenmaal en de motor
produceert een “Piep” toon
Druk op de “SET” toets, de
groene LED knippert tweemaal
en de motor produceert een
“Piep-Piep” toon
Druk op de “SET” toets, de
groene LED knippert driemaal
en de motor produceert een
“Piep-Piep-Piep” toon
Duw de gashendel naar de
eindpositie van vooruit.
Duw de gashendel naar de
eindpositie van achteruit.
Opmerking 2: Als u de “SET” toets na het knipperen van de rode LED niet loslaat, opent de snelheidsregelaar de programmamodus.
Als dit het geval is, schakel de snelheidsregelaar uit en kalibreer het gasbereik opnieuw door stappen A tot D te herhalen.
Opmerking 3: De “SET” toets van 18A-SL bevindt zich naast de hoofdschakelaar van de regelaar.
3. De LED-status tijdens het normaal rijden
a) Als de gashendel zich in het neutraal bereik bevindt, brandt noch de rode LED noch de groene LED.
b) Als de auto vooruit rijdt, brandt de rode LED continu. De groene LED brandt tevens wanneer de gashendel zich in de
hoogste positie bevindt (100% vol gas).
c) Als de auto remt, brandt de rode LED continu. De groene LED brandt tevens wanneer de gashendel zich in de laagste
positie bevindt en de maximale remkracht is ingesteld op 100%.
c) Als de auto achteruit rijdt, brandt de rode LED continu. De groene LED brandt tevens wanneer de gashendel zich in de
laagste positie bevindt en de maximale achteruitrijkracht is ingesteld op 100%.
[WAARSCHUWINGSTONEN]
1. Waarschuwingstoon voor abnormale ingangsspanning: De snelheidsregelaar controleert de ingangsspanning wanneer
ingeschakeld. Als deze zich buiten het normale bereik bevindt, hoort u volgende waarschuwingstoon: “piep-piep-, piep-
piep-, piep-piep-” (Er is een pauze van 1 seconde tussen elke “piep-piep-” toon).
2. Waarschuwingstoon voor abnormale gassignaal: Als de snelheidsregelaar het normale gassignaal niet kan detecteren,
hoort u volgende waarschuwingstoon: “piep-, piep-, piep-” (Er is een pauze van 2 seconden tussen elke “piep-” toon).
[BEVEILIGINGSFUNCTIE]
1. Laagspanning beveiligingsmodus: Als de spanning van een lithium accu gedurende 2 seconden lager is dan de drempel,
zal de snelheidsregelaar het uitgangsvermogen afsluiten. De snelheidsregelaar kan niet opnieuw worden gestart als de
spanning van elke Lithium cel lager dan 3,5V is.
Voor NiMH accu’s, als de spanning van de volledige NiMH-accu hoger dan 9,0V maar lager dan 12V is, wordt het als een
3-cel lithium accu beschouwd; als het lager dan 9,0V is, wordt het als een 2-cel lithium accu beschouwd. Bijvoorbeeld,
als de NiMH-accu 8,0V is en de drempel is ingesteld op 2,6V/cel, wordt het als een 2-cel lithium accu beschouwd en is de
laagspanning uitschakelingsdrempel voor deze NiMH accu 2,6*2=5,2V.
2. Beveiliging tegen oververhitting Als de temperatuur van de snelheidsregelaar zich gedurende 5 seconden boven een in de
fabriekingesteldedrempelbevindt,zaldesnelheidsregelaarhetuitgangsvermogenafsluiten.Ukuntdebeveiligingtegen
oververhitting voor competitiedoeleinden uitschakelen.
3. Beveiliging tegen verlies van gassignaal: De snelheidsregelaar zal het uitgangsvermogen uitschakelen als het gaspedaal
gedurende 0,2 seconden verloren is.