$ Afstandsbediening „HT-6“ 2,4 GHz Bestelnr.
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. $ Pagina Inleiding................................................................................................................................................................4 Verklaring van symbolen.......................................................................................................................................4 Beoogd gebruik.........................................................................................................................
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. Pagina g) Als instructeurzender gebruiken „Trainer mode“..........................................................................................32 h) Als leerlingzender gebruiken „Student mode“..............................................................................................33 i) Stuurknuppelbezetting „Sticks mode“...........................................................................................................
1. Inleiding Geachte klant, Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product. Dit product voldoet aan de voorwaarden van de nationale en Europese wetgeving. Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen! Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft.
3. Beoogd gebruik De 6-kanaals afstandsbediening „HT-6“ is uitsluitend bedoeld voor particulier gebruik in de modelbouw en de bijbehorende gebruikstijden. Voor industriële toepassingen, bijv. voor het besturen van machines of installaties, is dit apparaat niet geschikt. Een andere toepassing dan hiervoor beschreven, leidt tot beschadiging van het product en is bovendien verbonden met gevaren, zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken enz. Het product mag technisch niet worden veranderd, resp.
5. Leveringsomvang • Afstandsbediening • Afstandsbedieningsontvanger • Bindingsstekker • Gebruiksaanwijzing 6. Veiligheidsinstructies Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder recht op garantie.
• De bediening en het gebruik van op afstand bediende modellen moet geleerd worden! Als u nog nooit een model bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig beginnen en u eerst vertrouwd maken met de reacties van het model op de commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig! • Wend u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen heeft waarop u in deze gebruiksaanwijzing geen antwoord vindt.
7. Voorschriften voor batterijen en accu´s • Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen. • U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen! • Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen.
. Bedieningselementen van de zender Voorkant: Afbeelding 1 1 Zenderantenne 13 Bind-toets 2 Handvat met geïntegreerde tweede zenderantenne 14 Toets „Down“ 3 Encoder „VRB“ 15 Toets „Up“ 4 Kipschakelaar „SWC“ 16 Trimtoets voor de richtingsroer-/heck-functie (bij mode II)* 5 Kipschakelaar „SWD“ 6 Trimtoets voor de hoogteroer-/nick-functie (bij mode II)* 7 Stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/rollfunctie (bij mode II)* 8 Trimtoets voor de rolroer-/rolfunctie (bij mode II)* 9 Toets „OK“ 10
Achterzijde: 23 Instructeur-/leerling-bus 24 Batterijvakdeksel Afbeelding 2 10. Ingebruikneming van de zender In deze gebruiksaanwijzing wijzen de cijfers in de tekst steeds op de afbeeldingen die er naast of midden in het hoofdstuk staan. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige figuurnummers aangeduid. a) Batterijen plaatsen Voor de stroomvoorziening van de zender zijn 4 alkalinebatterijen (b.v. Conrad bestelnr.
b) Zender inschakelen Nadat u vier nieuwe batterijen hebt geplaatst, controleert u de positie van de tuimelschakelaar. Alle schakelaars moeten zich in de voorste positie bevinden. De stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/rollfunctie (zie afbeelding 1, pos. 7) moeten zich in de middelste stand bevinden. De stuurknuppel voor de richtingsroer-/heck- en gas-/pitchfunctie (zie afbeelding 1 pos.
Als een van de vier tuimelschakelaars (zie afbeelding 1, pos. 4, 5, 19 en 20) zich niet in de voorste en de stuurknuppel voor de gas-/pitchfunctie zich niet in de onderste positie bevindt, weerklinkt er bij het inschakelen waarschuwingssignalen en een overeenkomstig bericht wordt op het scherm weergegeven. In dit geval moeten de betrokken schakelaars en de stuurknuppel in de nodige positie worden geplaatst. Het scherm schakelt dan naar de bedrijfsweergave om en de waarschuwingssignalen doven uit.
c) Ombouw van de gasknuppel-functie Af fabriek is uw afstandsbediening „HT-6“ zo geconfigureerd dat de stuurknuppel voor de gas-/pitchfunctie zich aan de linkerzijde bevindt. Dit is de meest gebruikelijke configuratie in Europa. Indien u de gas-/pitchfunctie liever op de rechter als op de linker stuurknuppel wenst, dan bestaat de mogelijkheid om de beide knuppelaggregaten onderling te verwisselen.
d) Instellen van de stuurknuppellengte Al naar stuurgewoonten bestaat de mogelijkheid, de lengte van de knuppels individueel in te stellen. Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en draai het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers van de klok in naar boven. Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien de gewenste lengte van de stuurknuppel instellen. Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd.
11. In gebruik nemen van de ontvanger a) Ontvangeraansluiting De ontvanger (zie afbeelding 8, pos. 1) maakt het aan de rechterzijde mogelijk om tot 6 servo‘s met JR- of futabastekkers aan te sluiten. De ontvangeraccu of een batterijbox wordt met een schakelaarkabel ofwel aan een vrije stekkerplaats of aan de bovenste stekkerplaats (B/VCC) aangesloten. Afbeelding 8 Let bij het aansluiten van servo‘s en rijregelaars altijd op de juiste polariteit van de connectoren.
* Bij een elektromodel met elektronische rijregelaar is een aparte ontvangeraccu alleen nodig als de gebruikte motor-/vliegregelaar geen BEC-schakeling heeft. Nadere informatie leest u in de technische documentatie van de regelaar. Kanalen 5 en 6 kunnen naargelang het model verschillend worden ingericht. De mogelijkheid bestaat ook om twee servo‘s via een V-kabel aan een ontvangeruitgang te bedienen. Een mogelijke opstelling, resp.
c) Montage van de ontvanger De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger zo te monteren dat deze optimaal beschermd is tegen stof, vuil, vocht, hitte en trillingen. Houd voldoende afstand tot motoren en elektronische vlieg- of rijregelaars.
d) Montage van de servo De montage van een servo (1) is altijd afhankelijk van het betreffende model. Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden in de bij het model geleverde documentatie. In principe dient u echter te proberen de servo´s tegen trillingen gedempt vast te schroeven. Daartoe worden met de servo‘s in de regel rubberen tules (2) met metalen bussen (3) meegeleverd. Bij zwaar lopende besturingen kunnen de servo‘s niet naar de vereiste positie gaan.
12. Afstandsbediening programmeren Uw afstandsbediening biedt u een systeeminstelmenu „System setup“ en een functie-instelmenu „Functions setup“ met telkens verschillende menupunten die eveneens een veelvoud aan ondergeschikte instelmogelijkheden bevatten, voor de optimale aanpassing aan uw model. Naargelang het modeltype (modelhelikopter of -vliegtuig) dat u in het systeeminstelmenu hebt ingesteld, onderscheiden zich de respectievelijke instelmogelijkheden in het functie-instelmenu.
13. Het systeeminstelmenu „System setup“ In het systeeminstelmenu worden eerst de basisinstellingen van de afstandsbediening ingesteld. Deze instellingen hebben geen betrekking tot afzonderlijke modellen. De specifieke instellingen van de afzonderlijke modellen worden pas daarna in het functie-instelmenu (zie hoofdstuk 14) uitgevoerd. Om in het systeeminstelmenu te komen drukt u op de toets „OK“ terwijl de zender ingeschakeld is. De bedrijfsweergave op het scherm verandert naar de menuweergave.
a) Modelgeheugen selecteren „Model select“ De afstandsbediening beschikt over 20 modelgeheugens waarin u de gegevens voor uw model onafhankelijk van elkaar kunt opslaan. Daarom is het nodig om voor het gebruik van een bepaald model, het daarbijhorende modelgeheugen in de zender in te stellen. Instellen van het modelgeheugen: • Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op. Het bovenste menupunt „Model select“ wordt door de cursorpijl aangeduid.
b) Modelnaam instellen „Model name“ Om de verschillende modelgeheugens gemakkelijke uit elkaar te kunnen houden, is het zinvol, het geheugen met de naam van het bijhorende model te benoemen. De naam kan uit een combinatie van tot 8 letters, cijfers of speciale tekens bestaan. Let op, belangrijk! U kunt altijd alleen de naam van het modelgeheugen wijzigen, dat ook op dat moment actief is.
c) Modeltype selecteren „Model select“ Aangezien voor de afzonderlijke modeltypes verschillende functies, zoals vb. menger of schakelfunctie beschikbaar zijn, is het nodig het juiste modeltype bij de programmering aan te geven. Daarbij kan tussen modelvliegtuigen „Airplane or glider“ en modelhelikopters „Helicopter“ worden gekozen.
d) Modelgeheugen kopiëren „Model copy“ Voor het eenvoudig programmeren van het toestel bestaat de mogelijkheid, gegevens uit een modelgeheugen naar een ander modelgeheugen te kopiëren. Zo kan men bij gelijkaardige modellen de basisinstellingen en mixer gemakkelijk overnemen en moeten enkel nog de instelwaarden aan het nieuwe model worden aangepast. Modelgegevens naar een ander modelgeheugen kopiëren: • Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op.
e) Modelgeheugen wissen „Model reset“ Om voor het programmeren van een nieuw model eventueel aanwezige en ongewenste instellingen te verwijderen, kunnen afzonderlijke modelgeheugens gedoeld gewist en daardoor op de fabrieksinstellingen worden teruggezet. Modelgeheugen wissen: • Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „Model reset“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
f) Ontvanger programmeren „RX Setup“ De afstandsbediening „HT-6“ biedt de mogelijkheid om verschillende parameters van de ontvanger in te stellen of de gemeten waarden weer te geven. Daarbij is de functionaliteit van de indicatoren en instellingen van de respectievelijk gebruikte ontvangers en aangesloten sensoren afhankelijk.
Digitale codering „AFHDS 2A“ Uw afstandsbedieningszender geeft u de mogelijkheid om de ontvanger met de digitale codering „AFHDS 2A“ en „AFHDS“ aan te sturen. Af fabriek is de zender op de meegeleverde „AFHDS 2A“-gecodeerde ontvanger ingesteld. Als u een REELY-ontvanger met de digitale codering „AFHDS“ wilt gebruiken, moet eerst de zender worden omgesteld en vervolgens de ontvanger aan de zender worden gekoppeld. Meer links voor het koppelen van zender en ontvanger vindt u in hoofdstuk 16. Bindingsfunctie.
Ontvangerspanning „RX Battery“ Afhankelijk van de gebruikte ontvangerspanningsverzorging kunnen in dit menu de spanningswaarden worden ingesteld waarbij de afstandsbediening een dreigende diepontlading van een ontvangeraccu optisch en akoestisch weergeeft. Om de ontvangerspanningen in te stellen, gaat u als volgt te werk: • Roep het „RX Setup“-menu op. • Met de toetsen „UP“ of „DOWN“ kan het menupunt „RX Battery“ worden gemarkeerd en met de toets „OK“ geactiveerd.
Failsafe-instelling „Failsafe“ De afstandsbediening biedt de mogelijkheid om bij een gestoord ontvangstsignaal de servo‘s automatisch naar een bepaalde stand te rijden. Zo kan het vb. bij een elektrische zeilboot die zich buiten het zenderbereik bevindt, de aandrijfmotor worden uitgeschakeld en een cirkelvlucht worden ingeleid. Om de Fail Safe-waarden van alle zes stuurkanalen in te stellen, gaat u als volgt te werk: • Roep het „RX Setup“-menu op.
Sensorlijst „Sensor list“ De sensorlijst geeft de aangesloten sensoren weer. In geval van de meegeleverde ontvanger wordt alleen de ontvangerspanning „Int.V“, de zenderspanning „TX.V“ en de foutquote van het ontvangen signaal „Err“ weergegeven. Hoe groter de afstand tussen zender en ontvanger en hoe slechter de kwaliteit van het ontvangsignaal, hoe hoger het procentuele aandeel foutief ontvangen gegevens.
Servo-aanstuurfrequentie „Servos Freq“ Analoge servo‘s worden 50 keer per seconde door de ontvanger met een aanstuurimpuls verzorgd. Digitale servo‘s daarentegen kunnen wezenlijk vaker worden aangestuurd. Daardoor zijn ze in staat hoge stel- en houdkrachten te ontwikkelen en daarbij zeer snel in de voorgegeven posities te lopen. Welke aanstuurfrequentie een servo verdraagt, vindt u in de technische gegevensbladen van de afzonderlijke servo‘s.
g) Als instructiezender gebruiken „Trainer mode“ Voor gevaarloze en comfortabele modelvliegtuigscholing biedt uw afstandsbediening een steekbus voor een instructeur-leerlingkabel (zie afbeelding 2, pos. 23). Met een optioneel verkrijgbare kabel kan een tweede afstandsbediening van het type „HT-6“ (of anders „HT-4“) op uw zender worden aangesloten. Bij gebruik van twee „HT-6“-zenders moet de ene als instructeurzender en de tweede als leerlingzender (zie volgend menupunt) worden geconfigureerd.
h) Als leerlingzender gebruiken „Student mode“ Bij configuratie als leerlingzender worden de signalen van de stuurknuppel en de stuurgever voor kanaal 5 en 6 onafhankelijk van het ingestelde model rechtstreeks naar de instructeur-/leerlingbus aan de achterzijde omgeleid en via de verbindingskabel naar de instructeurzender overgedragen.
i) Stuurknuppelbezetting „Sticks mode“ Zoals al bij het aansluiten van de ontvanger beschreven, zijn aan de afzonderlijke ontvangeruitgangen (kanalen) bepaalde stuurfuncties resp. servo‘s toegewezen.
j) Schermhelderheid „LCD brightness“ Om op elk moment een optimaal afleesbaar scherm te hebben, kunt u de helderheidswaarde afzonderlijk instellen. Instellen van de helderheidswaarde: • Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „LCD brightness“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
k) Zendersoftwareversie „Firmware ver.“ Indien nodig kunt u het versienummer en de datum van de zendersoftware weergeven. U kunt zo onmiddellijk herkennen of er voor de zender nieuwere software beschikbaar is, die kan worden afgespeeld (zie volgend menupunt). Zendersoftwareversie weergeven: • Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „Firmware ver.“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
l) Zendersoftwareversie update „Firmware update“ Om een nieuwere versie van de zendersoftware naar de afstandsbediening te kunnen overzetten, moet de zender met behulp van een USB-interfacekabel met een pc of notebook worden verbonden. Opdat de gegevens naar de afstandsbediening kunnen worden ontvangen, moet de zender in de update-modus worden gezet. Tijdens dit proces mag er geen bij de zender horende ontvanger zijn ingeschakeld.
m) Fabrieksinstellingen herstellen „Factory reset“ Met behulp van deze functie heeft u de mogelijkheid alle gegevens van alle modelgeheugens met slechts een commando naar de fabrieksinstellingen terug te zetten. Waarschuwing! Als u deze functie oproept, worden alle voordien ingevoerde modelgegevens en instellingen gewist! De afstandsbediening wordt opnieuw in de leveringstoestand gebracht en alle gegevens moeten opnieuw worden ingevoerd.
14. Het functie-instelmenu „Functions setup“ In het functie-instelmenu gebeuren de specifieke instellingen voor de respectievelijke modellen. Welke menupunten in het functie-instelmenu beschikbaar zijn, hangt af van welk modeltype in het systeeminstelmenu werd geselecteerd. Om in het functie-instelmenu te komen drukt u op de toets „OK“ en houdt u hem ingedrukt terwijl de zender ingeschakeld is. De bedrijfsweergave op het scherm verandert naar de menuweergave.
V-besturingsmixer (enkel bij modelvliegtuigen) „V tail“ Gyroscoopgevoeligheidsinstelling (uitsluitend bij modelhelikopters) „Gyroscope“ Schakelaartoewijzing „Switches assign“ Gasomschakeling „Throttle hold“ De in de tabel opgelijste menupunten zijn niet allemaal tegelijk in het functiemenu beschikbaar. Naargelang het eerder geselecteerde modeltype (helikopter of modelvliegtuig) worden voor het respectievelijke model niet nodige of ongeschikte menupunten verduisterd.
b) Servoeinduitslaginstelling „End points“ Met de servoeinduitslaginstelling kunt u voor elke servo nauwkeurig vastleggen hoe groot de maximaal toegestane uitslag aan elke kant mag zijn. Normaal gezien wordt de servoeinduitslagfunctie gebruikt om de servo‘s bij volledig aandrijfkoppel tegen de mechanische aanslag aan hindernissen te beschermen. Daarvoor kunt u een waarde instellen van 0 - 120%. Hoe kleiner de waarde, hoe kleiner de servoweg.
c) Servoaansturing/-test „Display“ In dit menu kunt u de servo-aanstuursignalen van alle 6 kanalen grafisch laten weergeven en daarbij gelijktijdig de individuele stuurfuncties met verschillende mixers testen. Speciaal bij helikoptermodellen laten zich zo heel snel mixerfouten bij de tuimelschijfaansturing opmerken. Bovendien kunnen in dit programma ook de servo‘s worden getest. Daarvoor worden alle zes de kanalen automatisch van de ene einduitslag naar de andere en terug gestuurd.
d) Stuurgevertoewijzing „Aux. channels“ Bij de stuurgevertoewijzing hebt u de mogelijkheid om voor kanaal 5 en 6 afzonderlijke stuurgevers (draaigevers of kipschakelaars) in te stellen. Als u in het systeeminstelmenu een helikopter met tuimelschijfmixer of variabele pitchsturing hebt geactiveerd, is kanaal 6 nodig voor de rotorkopbesturing en kan dit bijgevolg niet meer vrij worden toegewezen. Er verschijnt bij kanaal 6 de melding „Source Used“ (zie ook onderste figuur afbeelding 38).
e) Grondtrimming „Subtrim“ Zoals reeds bij de montage van de servo aangegeven, moet de servohendels altijd in een hoek van 90° tot de stuurstangen staan (zie afbeelding 13). De trimweergaven op de zender (zie afbeelding 4, pos. 5 - 8) moeten daarbij in de middelste stand staan. Alleen zo is later tijdens het vliegen met behulp van de trimtoetsen (zie afbeelding 1, pos. 6, 8, 16 en 18) een natrimming in beide richtingen mogelijk.
f) Dualrate-/exponentiële instelling „Dual rate/exp.“ De dualrate-functie: Met behulp van de dualrate-functie kunnen de servouitslagen van kanalen 1, 2 en 4 door het indrukken van de vliegtoestandsschakelaar worden verminderd. Dit kan worden gedaan, om een model, dat bij volle uitslag te agressief reageert, snel en eenvoudig te ontscherpen. Speciaal voor beginners zijn modellen met een licht gereduceerde roeruitslag wezenlijk eenvoudiger te beheersen.
• Door de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken kan de vorm van de stuurcurve worden ingesteld. • Als een negatieve instelwaarde wordt gekozen, wordt de curvevorm in het midden vlakker. Als een positieve instelwaarde wordt gekozen, wordt de curvevorm in het midden steiler. Als de toets „OK“ wordt ingedrukt en ingedrukt gehouden, worden de fabrieksparameters opgeroepen.
g) Gasbochteninstelling „Throttle Curve“ Bij een proportionele afstandsbediening gedragen de stuurgever en daarbijhorende servo zich lineair (zie ook tweede afbeelding boven in afbeelding 40a). Dit betekent: Net zoals het stuurelement zich van de ene zijde naar de andere beweegt, gaat ook de hefboom van de betrokken servo van de ene kant naar de andere bewegen.
• Bij het kortstondig indrukken van de toets „OK“ springt de cursorpijl naar de gascurve-instelpunt „1“. • Door de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken kan de procentuele invoerwaarde voor dit punt worden ingesteld. • Herhaal de procedure tot u bij alle vijf de punten de gewenste waarde voor de vliegtoestand „Normal“ hebt ingesteld. • Druk nu op de kipschakelaar „SWB“ zodat de vliegtoestand „Idle up“ wordt opgeroepen.
h) Pitchbochteninstelling „Pitch Curve“ Dit menu is uitsluitend beschikbaar als in het systeeminstelmenu een helikopter met variabele pitchfunctie, resp. swash 90°, 120° of 140° werd geselecteerd! Eveneens als bij de gascurve kan de pitchcurve afzonderlijk aan vijf punten worden ingesteld. Daarbij speelt het geen rol, of u een model met slechts een pitchservo gebruikt of de tuimelschijf met drie servo‘s tegelijk wordt aangestuurd.
Indien nodig kan in het volgend beschreven menu schakelaartoewijzing „Switches assign“ een andere kipschakelaar voor de omschakeling van de vliegtoestanden worden toegewezen. In de vliegtoestand „Idle up“ moet de pitchcurve zo worden ingesteld dat de rotorbladen de grootst mogelijke positieve en negatieve invalshoek bereiken. • Herhaal de hierboven beschreven procedure opnieuw en stel ook voor de vliegtoestand „Idle up“ bij alle vijf de punten de gewenste waarde voor de pitchcurve in.
i) Tuimelschijfservo-instelling „Swash AFR“ Dit menu is uitsluitend beschikbaar als in het systeeminstelmenu een helikopter met swash 90°, 120° of 140° werd geselecteerd! In dit menu bestaat de mogelijkheid om de mengverhouding van de tuimelschijfservo‘s t.o.v. elkaar te beïnvloeden. Zo kunt u de juiste bewegingsrichting en de gewenste hellingshoek of schuifweg van de tuimelschijven op de stuurbevelen van de zender perfect instellen.
• Sla de stuurknuppel voor de pitchfunctie afwisselend tot aan de aanslag uit en stel de weg van de tuimelschijf naar boven en onder af door de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken. Als de toets „OK“ wordt ingedrukt en ingedrukt gehouden, worden de fabrieksparameters opgeroepen. Als een negatieve waarde wordt ingevoerd, wijzigt de bewegingsrichting van de tuimelschijf. • Houd de toets „CANCEL“ langer ingedrukt om de instellingen op te slaan.
j) Mixerprogrammering „Mix“ Bij deze programmering hebt u de mogelijkheid via een masterkanaal, een slavekanaal te sturen. De meename van het slavekanaal gebeurt lineair, waarbij de beide uitslagrichtingen, de uitslagwaarden van de slaveservo en het werkpunt van de mixer afzonderlijk programmeerbaar zijn. In totaal staan 3 vrij programmeerbare lineaire mixers „Mix #1“ - „Mix #3“ ter beschikking. Instellen van de mixers: • Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op.
• Bij het opnieuw indrukken van de toets „OK“ springt de cursorpijl naar de positieve mengwaarde. • Sla de stuurgever van het masterkanaal aan een zijde tot aan de aanslag uit. Door de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken kan de uitslagwaarde van de slaveservo afzonderlijk worden ingesteld. Als de toets „OK“ wordt ingedrukt en ingedrukt gehouden, worden de fabrieksparameters opgeroepen.
De offset-instelling: Het offsetpunt is de stand van de master-stuurgever van waaruit het slavekanaal wordt gemixt. Als de waarde 0% is ingesteld, bevindt het offsetpunt zich in de middelste stand van de master-stuurgever. Als de master-stuurgever dan voor de middelste stand uit naar links en rechts wordt gestuurd, zal ook de slaveservo, bij overeenkomstig ingestelde uitslagwaarden, van de middelste stand uit naar links en rechts uitslaan.
k) Delta-mixer „Elevon“ Dit menu is slechts beschikbaar als in het systeeminstelmenu een modelvliegtuig werd geselecteerd! Bij nurflügel- of deltamodelvliegtuigen worden de roerkleppen voor de rolroerfunctie ook voor de hoogteroerfunctie gebruikt, waarbij elk roerblad met een eigen servo wordt bestuurd. De servo voor het rechter roerblad wordt op kanaal 1 (CH1) en de servo voor het linker roerblad wordt op kanaal 2 (CH2) van de ontvanger aangesloten (zie schets A).
Instellen van de deltamixer: • Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „Elevon“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren. Op het scherm verschijnt de mixerweergave met de vooraf ingestelde waarden. • Door aan de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken, kan de mixer worden ingeschakeld „On“ of uitgeschakeld „Off“.
l) V-besturingsmixer „V-tail“ Dit menu is slechts beschikbaar als in het systeeminstelmenu een modelvliegtuig werd geselecteerd! Bij modelvliegtuigen, die over een V-staart beschikken, moet elk roerblad met een eigen servo worden aangestuurd. Beide servo‘s nemen dan gemeenschappelijk de hoogte- en de richtingsturing over. De servo voor het rechter roerblad wordt op kanaal 2 (CH2) en de servo voor het linker roerblad wordt op kanaal 4 (CH4) van de ontvanger aangesloten.
Instellen van de V-besturingsmixer: • Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „V tail“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren. Op het scherm verschijnt de mixerweergave met de vooraf ingestelde waarden. • Door aan de toetsen „UP“ of „DOWN“ in te drukken, kan de mixer worden ingeschakeld „On“ of uitgeschakeld „Off“.
m) Gyroscoopgevoeligheidsinstelling „Gyroscope“ Dit menu is slechts beschikbaar als in het systeeminstelmenu een modelhelikopter werd geselecteerd! Om de staart van een helikopter in de licht te stabiliseren, worden zogenaamde gyrosystemen ingezet. De aansluiting gebeurt tussen ontvanger en hekservo. Als de staart als gevolg van een windstoot of door andere invloeden naar de kant draait, wordt dit door de gyroscoop herkend en wordt een overeenkomstig stuurbevel tot tegensturen naar de hekservo uitgestuurd.
• Druk aansluitend op de kipschakelaar „SWB“ zodat de vliegtoestand „Idle up“ wordt opgeroepen. • Stel nu ook voor deze vliegtoestand de nodige gyroscoopgevoeligheid in. • Houd de toets „CANCEL“ langer ingedrukt om de instellingen op te slaan. Op het scherm wordt aansluitend opnieuw het functie-instelmenu weergegeven. • Druk op de toets „CANCEL“ tot u opnieuw op de bedrijfsweergave komt.
n) Schakelaartoewijzing „Switches assign“ In dit menu kunt u afzonderlijk vastleggen welke schakelaar u voor de verschillende vliegtoestanden, resp. voor de gasomschakeling (zie laatste menupunt) wilt gebruiken. Instellen van de schakelaartoewijzing: • Schakel de zender in en roep het functie-instelmenu op. • Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de cursorpijl naar het menupunt „Switches assign“. • Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
o) Gasomschakeling „Throttle hold“ Om een autorotatielanding te kunnen oefenen, is het vereist de motorfunctie met een kipschakelaar van de pitchknuppel af te koppelen. De verbrandingsmotor moet daarbij zo ver gedempt worden, dat de vliegende krachtkoppeling betrouwbaar geopend wordt. Toch moet de motor zo ingesteld zijn, dat hij spontaan gas aanneemt en desnoods meteen weer kan worden bijgeschakeld, indien de situatie dit vereist. Bovendien kan men de functie als veiligheidsschakeling gebruiken.
15. Bediening van de afstandsbediening De beste afstandsbediening heeft geen nu, als de gebruikte batterijen leeg zijn en de gebruikte accu‘s niet geladen werden. Daarom moet u voor elke vliegdag de zenderbatterijen (batterijtester) en de ontvangeraccu‘s controleren conform de instructies van de fabrikant laden. Belangrijk daarbij is, dat u de accu‘s niet alleen kort bijlaadt. Gebruik een geschikt apparaat met ontlaadfunctie, zodat u steeds een juist zicht hebt op de werkelijke laadtoestand van uw accu‘s.
16. Bindingsfunctie Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk.
17. Onderhoud en verzorging De buitenkant van de afstandsbediening dient slechts met een zachte, droge doek of borstel te worden gereinigd. U mag in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen of chemische oplosmiddelen gebruiken omdat hierdoor het oppervlak van de behuizingen beschadigd kan worden. 18. Verklaring van overeenstemming (DOC) Hiermee verklaart de fabrikant dat dit product in overeenstemming is met de geldende richtlijnen en andere relevante voorschriften van richtlijn 1999/5/EG.
20. Verhelpen van storingen Ondanks het feit dat dit afstandsbesturingssysteem volgens de huidige stand van de techniek is ontwikkeld, kunnen zich storingen of problemen voordoen. Omwille van deze reden willen wij u graag wijzen op enkele manieren om eventuele storingen op te lossen. Probleem Hulp De zender reageert niet • Controleer de batterijen van de zender. • Polariteit van de batterijen controleren. • Accucontacten van de zender controleren. • Controleer de functietoets.
21. Technische gegevens a) Zender Frequentiebereik....................................2,4 GHz Aantal kanalen.......................................6 Digitale codering....................................AFHDS / AFHDS2A (Automatic Frequency Hopping Digital System) Voedingsspanning.................................6 V/DC via 4 AA/Mignon-batterijen) Signaaluit-/ingang..................................PS/2-bus (PPM) Afmetingen (B x H x D)..........................174 x 187 x 80 mm Gewicht zonder batterijen.....
$ Colofon Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.