Operation Manual

27Hoofdstuk 2: Werken met de kaartplotter en het kaartscherm instellen
D3833-1
NOT TRACKING
CHART NAV
DISPLAY
FOR MAIN SCREEN SELECTION
SELECT
LEFT WINDOW
DEF. WINDOW 01
4. Gebruik de twee linker sneltoetsen om het aantal en de positie van de
vensters te selecteren. U hebt de keuze uit:
- één venster linksonder in het kaartscherm
- één venster rechtsonder in het kaartscherm
- twee vensters boven elkaar, die een kolom over de volle hoogte
rechts van het kaartscherm vullen
De schermweergave verandert zodra u de verschillende opties selecteert.
5. Gebruik de sneltoets SELECT LEFT/BOTTOM WINDOW (selecteer venster
links/onder) of SELECT RIGHT/TOP WINDOW (selecteer venster rechts/boven)
om door de beschikbare reeks data voor het venster te bladeren.
Telkens wanneer u op SELECT WINDOW drukt, wordt de volgende
beschikbare dataset in het huidige venster weergegeven. Deze sets bevatten
de zes standaard vensters die bij de kaartplotter worden geleverd, plus de
vier vensters die u naar eigen voorkeur kunt aanpassen via de
scherminstellingen (zie hoofdstuk 6).
6. Nadat u de gewenste keuzen hebt gemaakt, drukt u op ENTER om naar het
hoofdscherm terug te keren.
U kunt ook op CLEAR drukken om uw keuzen te annuleren en de bestaande
configuratie te behouden.
7. Druk op ENTER of wacht 7 seconden om naar het hoofdscherm terug te
keren.
Navigatie
Via de sneltoetsen van het NAVigatie scherm kunt u een kaartscherm met één
van de volgende indicators selecteren:
CDI, de koersafwijkingsindicator, toont de koersafwijking als de afstand
waarop uw schip zich momenteel verwijderd van de huidige koers bevindt
BDI, de peilingafwijkingsindicator, toont de koersafwijking als het verschil
tussen de koers van uw schip en de peiling naar het waypoint.
Bediening van
het kaartscherm