Operation Manual

22 RayChart 620 en 630
Bediening van
het kaartscherm
geen kaart beschikbaar is. In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe u de
plotterstand aan en uit zet.
U kunt de kaartschaal voor twee doeleinden wijzigen:
Om meer details te zien (van een kleiner gebied), of een groter gebied
(minder gedetailleerd) op het scherm weer te geven
Om een ander deel van de kaart op het scherm weer te geven, door eerst naar
een kaart met een kleinere schaal uit te zoomen en vervolgens op een ander
gebied in te zoomen.
Kleinschalige kaarten bieden het meeste overzicht, echter zonder de
gedetailleerdheid die u nodig hebt om veilig te navigeren. Hoeveel details
zichtbaar zijn, is afhankelijk van de gedetailleerdheid van de kaart en hoe u de
cartografische details hebt ingesteld bij het instellen van de kaartplotter (setup,
zie hoofdstuk 6).
Inzoomen op een kaart met grotere schaal:
1. Gebruik de trackpad om de cursor in het gebied te plaatsen dat u in meer
detail wilt bekijken.
2. Druk op het onderste deel van de RANGE toets.
Het deel van de kaart rond de cursor wordt vergroot, zodat het scherm
wordt gevuld met een grootschaliger kaart waarop meer details te zien zijn.
De cursor bevindt zich nu in het midden van het scherm.
De bereikschaal linksboven in het scherm wordt bijgewerkt.
NB: als u de RANGE toets ingedrukt houdt, verandert de bereikschaal-
indicator snel, zonder dat de kaart opnieuw wordt getekend. Laat de toets
los wanneer de gewenste bereikschaal wordt weergegeven, waarna de
kaart opnieuw wordt getekend.
3. Als u de kaart nog groter kunt weergeven met de huidige kaart-cartridge,
kunt u met de onderkant van de RANGE toets nogmaals inzoomen en
desgewenst eerst de cursor verplaatsen.
Een deel dat in meer detail kan worden weergegeven, wordt aangegeven
door een kaartgrens
4. Als er niet meer details kunnen worden weergegeven wanneer u op het
onderste deel van de RANGE toets drukt, is het effect afhankelijk van of u
Plotter Mode aan of uit hebt gezet:
- als de plotterstand UIT staat, klinken er drie pieptonen en blijft de schaal
van de kaart onveranderd.
- als de plotterstand AAN staat, wordt de bereikschaal vergroot en worden op
het scherm rasterlijnen zonder cartografie weergegeven. De letter “P”
verschijnt achter de schaalliniaal, om aan te geven dat de kaartplotter in
plotterstand werkt.
Bediening van
het kaartscherm