Operation Manual
12 RayChart 620 en 630
Kaartplotter
aan en uit zetten
bereikt, blijft de kaartplotter ingeschakeld. Wanneer de teller nul bereikt, wordt
de display leeg gemaakt en gaat de toetsenverlichting uit.
Fix Status venster
D3838-2
CURSOR
50°36.68 N
009°47.60 E
COG SOG
208°M 1.4$
DEPTH IN FEET
100$
To Cursor
BRG
RNG
218°M 415.2$
BEACON INITIALIZE CHART
02/24/97
10:09:14 U
ACQUIRING
HDOP: 1.Ø SOG: Ø.ØKts
Rechts in het venster worden de posities van de satellieten weergegeven,
waarbij elke satelliet een nummer heeft. De staafdiagrammen links tonen de
signaalsterkte van elke satelliet die momenteel wordt weergegeven. De
kaartplotter gebruikt in eerste instantie de voorspelde satellietposities en de
staafdiagrammen blijven leeg totdat de satellieten daadwerkelijk gevonden zijn.
De GPS zoekt de sterkste signalen: er zijn er ten minste vier nodig voor een
goede positiebepaling. Als de signalen van de momenteel gevonden satellieten
niet sterk genoeg zijn, zoekt de GPS naar andere satellieten, die achtereen-
volgens worden weergegeven. Als de positiebepaling van een andere bron
(bijv. Loran) afkomstig is, wordt op de display “Good Fix” (goede positie-
bepaling) weergegeven, maar worden de posities van de satellieten mogelijk
niet getoond.
Als er geen positie bepaald is, verschijnt het bericht “Fix Alarm”. U verbergt dit
bericht door op een willekeurige toets te drukken. De kaartplotter laat elke paar
seconden een pieptoon horen, om aan te geven dat er geen positiebepaling is,
totdat er wel een positiebepaling kan worden gemaakt.
U kunt de sneltoetsen INITIALIZE en BEACON gebruiken om de GPS te
initialiseren en handmatig een differentieel baken in te stellen. Deze functies
worden beschreven in hoofdstuk 6.