Operation Manual
Hoofdstuk 7: Installatie 95
Systeemtest en
basisinstelling
7.6 Systeemtest en basisinstelling
Nadat u de kaartplotter hebt geïnstalleerd en aangesloten, moet u de installatie
controleren alvorens het systeem voor navigatie te gebruiken.
Lees eerst hoofdstuk 2 t/m 6 en maak u vertrouwd met de bediening van de
kaartplotter alvorens de basisinstelling uit te voeren.
Systeemtest
Alvorens de functietest uit te voeren, controleert u het volgende:
• of alle bevestigingsschroeven/-bouten goed vastgedraaid zijn,
• of alle aansluitingen gemaakt zijn,
• of alle kabels voor zover nodig vastgezet en beschermd zijn.
NB: als u de eigenaar van het schip bent en u hebt de installatie zelf uitgevoerd,
vraag dan uw dealer om de installatie te controleren voordat u op zee gaat varen.
Aan zetten en basisinstelling
1. Druk op de POWER toets om de kaartplotter aan te zetten.
2. Druk op de sneltoets CONTINUE om de mededeling over navigatie van het
scherm te verwijderen.
3. Druk op de sneltoets CHART om het scherm Fix Status te sluiten en op een
willekeurige andere toets om de alarmmelding van het scherm te
verwijderen.
NB: een goede positiebepaling geeft aan dat er positiegegevens ontvangen zijn.
4. Als u andere apparatuur via de NMEA en NAVAIDS aansluitingen hebt
aangesloten, stelt u de prioriteit als volgt in:
a. Druk op MENU om de menuopties weer te geven. Gebruik de
trackpad of rechter sneltoets om de optie SYSTEM in het SET UP menu
te selecteren en druk op
ENTERENTER
ENTERENTER
ENTER.
b. Gebruik de trackpad om de optie GPS Input te selecteren en druk op
ENTER om de opties te bekijken.
Selecteer de gewenste optie en druk nogmaals op ENTER.
c. Druk op CLEAR om naar de kaart te gaan.
5. Om de eerste positiebepaling sneller te verkrijgen, selecteert u de optie FIX
STATUS in het SET UP menu. Druk op de sneltoets INITIALIZE en gebruik de
trackpad om de positie te wijzigen in uw huidige positie. Raadpleeg par. 6.2
voor meer informatie.
U kunt het systeem verder aan uw wensen aanpassen, zie hiervoor hoofdstuk 6.