Operation Manual

nl-7
3 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
3.1.4 TRANSPORTEREN
Zorg ervoor dat de maai-eenheden veilig vastgezet zijn in de transportstand. Vervoer niet als het
maaimechanisme nog ronddraait.
3.1.5 HELLINGEN
WEES EXTRA VOORZICHTIG BIJ HET WERKEN OP HELLINGEN
Lokale oneffenheden en verzakkingen veranderen de algemene helling. Vermijd grondcondities die ervoor
zorgen dat de machine gaat slippen.
Houd de rijsnelheden van de machine op hellingen en in scherpe bochten laag.
Onthoud dat er geen 'veilige' helling bestaat.
Rijden op grashellingen vereist bijzondere aandacht.
3.1.6 MAAI-EENHEDEN GEBLOKKEERD
Schakel de motor uit en zorg dat alle roterende onderdelen zijn gestopt.
Schakel de remmen in en zet alle aandrijvingen in de neutrale stand.
Geef de blokkeringen voorzichtig vrij. Houd alle lichaamsonderdelen van de maairand vandaan. Let op
energie in de aandrijving die rotatie kan veroorzaken wanneer de blokkering wordt weggenomen.
Houd andere mensen van de maai-eenheden vandaan, omdat de rotatie van de ene maai-eenheid de
andere kan laten roteren.
3.1.7 AFSTELLINGEN, SMERING, ONDERHOUD EN REINIGING
Schakel de motor uit en zorg dat alle roterende onderdelen zijn gestopt.
Schakel de remmen in en zet alle aandrijvingen in de neutrale stand.
Lees alle van toepassing zijnde onderhoudsinstructies.
Gebruik alleen de reserveonderdelen die door de originele fabrikant zijn geleverd.
Wanneer de maaimessen worden afgesteld, zorg dan dat uw handen en voeten niet klem raken bij het
roteren van de messen.
Zorg ervoor dat andere mensen de maai-eenheden niet aanraken omdat de rotatie van één cilinder de
andere kan laten roteren.
Vervang beschadigde of versleten onderdelen voor de veiligheid.
Bij het werken onder opgekrikte onderdelen of machines, moet u zorgen dat voldoende ondersteuning
wordt geleverd.
Ontmantel de machine niet zonder eerst krachten, die onderdelen plotseling kunnen laten bewegen, vrij te
geven of vast te zetten.