Operation Manual
nl-54
7BEDIENING
B
A
7.5 BEDIENING VAN DE MACHINE __________________________________________
Lees de veiligheidsvoorschriften.
VOOR DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
• Controleer de bandenspanning en stel indien nodig af. Zie hoofdstuk 4.2 Specificaties.
• Voeg dieselbrandstof aan de tank toe indien nodig.
• Controleer de motorolie en vul bij, indien nodig.
• Controleer het radiatorkoelmiddel en vul bij, indien nodig (50% antivriesoplossing).
• Zorg dat u de informatie in de voorgaande hoofdstukken begrijpt.
7.6 DE MOTOR STARTEN _________________________________________________
De volgende procedure is voor het starten van koude motors.
1. Zorg dat het vooruit/achteruitrijpedaal in de neutrale stand staat, de maaischakelaar uitgeschakeld is en de
smoorklepinstelling in een gemiddelde stand is gezet.
2. Draai het contactsleuteltje helemaal naar rechts en houd vast totdat de motor start (ongeveer 5 – 10 sec.)
3. De gloeibougies worden automatisch getimed, afhankelijk van de koelmiddeltemperatuur voor het
bedienen van de startmotor (Dit neemt een paar seconden in beslag).
4. Als de motor start, moet u de sleutel onmiddellijk loslaten. De schakelaar gaat automatisch naar de stand
RUN (Draaien).
5. Als de motor niet start, draait u de contactsleutel naar de stand OFF (Uit) en probeert u het opnieuw.
OPMERKINGEN:
• Als de motor niet start na twee pogingen, moet u 20 seconden wachten en het nogmaals proberen.
• De startmotor mag nooit langer dan 30 seconden continue draaien, anders valt hij uit.
• Als de rode lampjes op het display knipperen tijdens het starten, is een van de
veiligheidsvergrendelingsschakelaars niet juist ingesteld.
7.7 RIJDEN _____________________________________________________________
• Rem vrijgeven – Zorg er voor dat de parkeerrem
wordt vrijgegeven voordat u probeert vooruit of
achteruit te rijden.
• Vooruit - Druk de bovenkant A van de vooruit/
achteruitrijpedaal rustig in om de gewenste
rijsnelheid te bereiken.
• Achteruit - Trap de onderkant B van het vooruit/
achteruitrijpedaal langzaam in om de gewenste
snelheid te bereiken.
• Stoppen - Zet het vooruit/achteruitrijpedaal langzaam
in de neutrale stand.
• Om het voertuig stationair te laten draaien opeen
helling kan het nodig zijn een bepaalde hoeveelheid
gas achteruit te geven.