Operation Manual

nl-46
6 REGELINGEN
A
6.3 TRACTIEPEDAAL________________________________________________
1. Vooruitrijden (tractiepedaal A)
Trap de voorkant van het pedaal in om
vooruit te rijden. Om snelheid te
verminderen en te stoppen – Zet het
voetpedaal voor VOORUIT/ACHTERUIT
langzaam in de neutrale stand. Trap het
tractiepedaal niet in als de parkeerrem is
ingeschakeld.
2. Achteruitrijden (tractiepedaal A)
Trap de achterkant van het pedaal in om
achteruit te rijden. Om snelheid te
verminderen en te stoppen – Zet het
voetpedaal voor VOORUIT/ACHTERUIT
langzaam in de neutrale stand. Laat de
tractor volledig tot stilstand komen voordat hij in de achteruit wordt gezet. Trap het tractiepedaal
niet in als de parkeerrem is ingeschakeld.
Om het voertuig stationair te laten draaien opeen helling kan het nodig zijn een bepaalde
hoeveelheid gas achteruit te geven.
3. Keuzeknop snelheid maaien/transport (B)
Deze beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien. Beweeg om te schakelen tussen
maaien en transport de hendel B naar links voor maaien en naar rechts voor transport.
4.Voorwaartse stop tractiepedaal (C)
Deze is in de fabriek ingesteld om een maximale legale transportsnelheid van 25 km/uur te bieden
voor dit klasse voertuig.
De hoek van het voetpedaal kan gewijzigd worden om de prettigste hoek voor langere werktijden
te verkrijgen door de schroeven, moeren en onderlegringen D in één van de vier standen te
schroeven.
6.4 KANTELREGELING STUURINRICHTING _____________________________
Zodra de bestuurderszitting in de juiste stand staat om
het tractiepedaal comfortabel te bedienen, drukt u het
kleinste voetpedaal (A) aan de basis van de stuurkolom
in, terwijl u het stuur vasthoudt. Kantel de kolom naar
achteren of naar voren in de gewenste stand. Laat het
kleine voetpedaal los om de stuurkolom in de stand te
vergrendelen.
B
A
C
D