Operation Manual
POWLI021 NL
Copyright © 2016 VARO P a g e | 3 www.varo.com
7.2 TIME (TIJD) instelling
De TIME (TIJD) regelaar bepaalt hoe lang de halogeenstraler blijft branden nadat er
beweging werd gedetecteerd.
Draai de TIME (TIJD) regelknop in wijzerzin om deze tijd te vergroten (tot ongeveer
12 minuten), draai hem in tegenwijzerzin om deze tijd te verkleinen (tot ongeveer 5
seconden).
7.3 DAYLIGHT (LICHT) instelling
De DAYLIGHT (LICHT) regelaar bepaalt bij welk lichtniveau de lamp zal beginnen te
werken wanneer u de detector op automatisch instelt.
Zet voorlopig de DAYLIGHT (LICHT) regelaar volledig in wijzerzin op de maan
(schemer) stand. In deze voorlopige stand werkt de bewegingsdetector niet bij
daglicht. Wanneer u vindt dat het donker genoeg is om de lamp aan te laten gaan,
stel dan eenvoudigweg de DAYLIGHT (LICHT) regelaar zó in dat bewegingsdetector
actief wordt wanneer het daglicht vermindert.
7.4 SENS (GEVOELIGHEID) instelling
De afregeling van de gevoeligheid kan worden uitgevoerd om seizoensgebonden
temperatuurvariaties te compenseren en om ongewenste activering te verminderen. De
optimale gevoeligheid kan bereikt worden door de SENS (GEVOELIGHEID) regelknop om
te beginnen in zijn middenstand te zetten en hem dan in wijzerzin te draaien om de
detectieafstand te vergroten (tot 12 meter) of hem in tegenwijzerzin te draaien om de
detectieafstand te verkleinen (tot 3 meter).
8 DETECTIEGEBIED
Het detectiegebied van de infraroodsensor kan 30 graden in horizontale en 30
graden in verticale richting worden bijgesteld. Door het veranderen van de
horizontale instelling kan de vaste detectiehoek van 180° naar links of rechts gericht
worden (Fig.4). Door het veranderen van de verticale instelling kan de
detectieafstand vergroot of verkleind worden (Fig.5). Op deze manier wordt een valse
detectie, veroorzaakt door beweging van buren en op straat, uitgesloten.
De hoogste detectiegraad wordt bereikt door het detectiegebied loodrecht op de
sensor te betreden (Fig.6).
Wanneer het detectiegebied recht naar de sensor toe wordt betreden, dan zal de
detector in sommige gevallen pas later reageren (Fig.7).
9 MONTEREN EN VERVANGEN VAN DE HALOGEENLAMP
Aanbrengen van de lamp: schroef de bout los en open de houder van het afdekglas.
Plaats de lamp in de lamphouder. Zorg ervoor dat de twee uiteinden van de lamp
goed contact maken met de contactpunten in de lamphouder.
Plaats de afdichtingsrubber op zijn originele plaats en sluit het deksel terug m.b.v. de
bout.
10 MOGELIJKE PROBLEMEN
Ventilatoren, zoals de uitlaat van een afzuigkap of wasdroger (beweging van hete
lucht), kunnen de lamp laten branden wanneer het niet de bedoeling is.
Voorbijrijdende voertuigen (warme motoren) kunnen ook uw lamp laten inschakelen.