Operation Manual
NEDERLANDS – 15
1.
2.
3.
4.
1.4 UW BORSTBAND DRAGEN
Gecodeerde hartslagtransmissie verkleint de kans op interferentie van andere hartslagmeters die worden gebruikt door
mensen bij u in de buurt. Houd de fietscomputer binnen het bereik van de borstband (één meter), zodat u er zeker
van bent dat het zoeken naar de gecodeerde gegevens lukt, waardoor problemen bij de controle van uw hartslag worden
voorkomen. Controleer of zich in uw nabijheid geen mensen bevinden die ook een hartslagmeter dragen en dat er in uw
omgeving geen elektromagnetische storingsbronnen zijn (zie “Veiliggebruikvandeetscomputer” op pagina 53 voor meer
informatie over interferentie).
Als u uw hartslag wilt meten, moet u de borstband omdoen.
1. Bevestig een uiteinde van de
borstband aan het elastische
bandje.
2. Stel de lengte van het
elastische bandje zo in dat
de borstband strak maar
comfortabel zit. Doe de
borstband om uw borst, net
onder de borstspieren en
bevestig het elastische
bandje aan de borstband.
3. Trek de borstband iets van
de borst af en maak de twee
geribbelde elektrodeplaten
aan de binnenkant vochtig.
4. Zorg ervoor dat de vochtige
elektrodeplaten dicht tegen
de huid liggen en dat het
Polar logo rechtop in het
midden zit.
Zie het volgende hoofdstuk voor meer informatie over het
meten van uw hartslag.










