Operation Manual
14 – NEDERLANDS
5. Bevestig de magneet op een
spaak ter hoogte van de
sensor. De opening in de
magneet moet in de richting
van de snelheidssensor
wijzen. Bevestig de magneet
aan de spaak en draai deze
zachtjes aan met een
schroevendraaier (dus nog
niet volledig vast).
Plaats de magneet en de sensor zodanig ten opzichte van
elkaar dat ze vlak langs elkaar bewegen, maar elkaar niet
raken. Richt de sensor zo veel mogelijk in de richting van
het wiel/de spaken. De afstand tussen de snelheidssensor
en de magneet mag maximaal 4 mm / 0’16’’ zijn. De
afstand is juist wanneer een tie rap precies tussen de
magneet en de sensor past.
Draai het voorwiel zodat u een snelheid af kunt lezen op
het display. De snelheid geeft aan dat de magneet en de
snelheidssensor juist zijn gepositioneerd. Draai de schroef
van de magneet vast met een schroevendraaier nadat u de
magneet en de snelheidssensor correct hebt geplaatst. Trek
ook de tie raps stevig aan en knip de uiteinden af.
Uw veiligheid is belangrijk voor ons. Blijf tijdens het
fietsen op het verkeer letten om ongelukken en letsel te
voorkomen. Controleer of u het stuur normaal kunt draaien
en de rem- en schakelkabel niet achter de stuurhouder
of de snelheidssensor blijven hangen. Contoleer ook of de
stuurhouder of de snelheidssensor het fietsen, remmen of
schakelen niet belemmeren.
Voordat u gaat fietsen, moet u de wielgrootte instellen in de
fietscomputer. Zie pagina 39-42 voor meer informatie.
5.
max
4 mm /
0’16”










