Operation Manual

NEDERLANDS 13
1.3.2 SNELHEIDSSENSOR
Voor het installeren van de snelheidssensor en de spaakmagneet hebt u een mesje en een kleine schroevendraaier nodig.
1. Bevestig de snelheidssensor
(B) aan de voorvork van
uw fiets, tegenovergesteld
van de bevestigde
fietscomputer(A). De afstand
tussen de snelheidssensor
en de fietscomputer mag niet
meer dan 30-40 cm/1’-1’3’’
2. Bevestig het rubberen
onderdeel aan de sensor.
3. Haal tie raps door de gaten
in de sensor en het rubberen
onderdeel.
4. Bevestig de sensor zodanig
op de voorvork dat het Polar
logo naar buiten is gericht.
Trek de tie raps zachtjes aan
(dus nog niet volledig
strak).
zijn. Als de fietscomputer bevestigt is op de stuurpen of
wanneer u een fietstraining doet in een omgeving met
elektromagnetische interferentie, dient de afstand zo klein
mogelijk te zijn (minimaal 30 cm/1’). De snelheidssensor en
fietscomputer moeten een hoek van ongeveer 90° vormen.
Als de afstand tussen de fietscomputer en de
snelheidssensor groter is dan voorgeschreven (bijvoorbeeld
op mountainbikes - dit wordt veroorzaakt door de
voorvering). Dan kan de snelheidssensor op de zelfde kant
als de fietscomputer op de voorvork bevestigd worden. In
dit geval is de maximale afstand 50 cm/1’6’’.
3.
4.
1.
2.