Operation Manual
Weergave met NETWORK-functies
6
6
47
66
7
4
Audiobestanden afspelen die op apparaten in het
netwerk zijn opgeslagen
Met dit apparaat kunt u muziek op mediaservers afspelen, die
zijn aangesloten op een identiek Local Area Network (LAN),
zoals de receiver. Met dit apparaat kunt u bestanden die op de
volgende apparaten zijn opgeslagen afspelen:
•
Computer die op Microsoft® Windows Vista® of Windows
XP draait, waarbij Windows Media Player 11 is
geïnstalleerd
•
Computer die op Microsoft Windows 7 draait, waarbij
Windows Media Player 12 is geïnstalleerd
•
DLNA-compatibele digitale mediaservers (op de computer
of andere componenten)
Uw favoriete nummers afspelen
Maximaal 64 favoriete tracks van de mediaserver en/of de
internet-radiostations kunnen in de map Favorieten worden
vastgelegd. Merk op dat alleen audiobestanden die zijn
opgeslagen op apparaten in het netwerk geregistreerd
kunnen worden.
Audiobestanden en internet-radiozenders
registreren in en verwijderen uit de favorietenmap
1
Druk op
NETWORK
om de afstandsbediening over te
schakelen naar de bedieningsfunctie M.SERVER of
NETRADIO.
2
Druk op
+Favorite
terwijl u de track of het internet-
radiostation dat u wilt vastleggen heeft geselecteerd.
Het geselecteerde nummer of internet-radiostation wordt
vervolgens in de map Favorieten vastgelegd.
Opmerking
•
Om een geregistreerd nummer te verwijderen, selecteert u
de favorietenmap, dan het nummer dat u uit de map wilt
verwijderen en daarna drukt u op
CLEAR
. Het
geselecteerde nummer wordt dan uit de map Favorites
verwijderd.
Menu voor netwerkinstelling
Hieronder wordt de instelling van het netwerk beschreven
voor het luisteren naar internetradio op deze receiver.
1
Druk op
NETWORK
.
2
Druk op
HOME MENU
.
Het menu Netwerkinstellingen verschijnt op uw TV.
Gebruik
///
en
ENTER
op de afstandsbediening
om door de schermen te navigeren en menu-onderdelen
te selecteren. Druk op
RETURN
om het huidige menu af
te sluiten.
•
U kunt altijd op
HOME MENU
drukken om het menu
Netwerkinstellingen te verlaten.
3
Selecteer de instelling die u wilt aanpassen.
•
Network Configuration
-
IP Address, Proxy – Hiermee wordt het IP-adres/
Proxy van deze receiver ingesteld (zie onder).
-
Friendly Name – De naam van de receiver die op de
computer of ander apparaat dat op het netwerk is
aangesloten verschijnt, kan worden gewijzigd (zie
onder).
-
Parental Lock – Hiermee kan het gebruik van de
netwerkfuncties worden beperkt (bladzijde 48
).
•
Language – De taal kan in het OSD-scherm van de
NETWORK-functie worden ingesteld (bladzijde 48
).
•
Firmware Update – Gebruiken om de firmware en de
versie van de receiver te controleren (bladzijde 48
).
•
Factory Reset – Gebruiken om alle instellingen voor
netwerkaansluiting terug te zetten op hun
oorspronkelijke standaardinstelling (bladzijde 50
).
•
System Info – De netwerkinstellingen van deze
receiver kunnen worden gecontroleerd (bladzijde 50
).
Netwerkconfiguratie
IP-adres/Proxy-instelling
Als de router die op de LAN-aansluiting van de receiver is
aangesloten een breedbandrouter is (met een ingebouwde
DHCP-serverfunctie), hoeft u alleen maar de DHCP-
serverfunctie in te schakelen en is het niet nodig om het
netwerk handmatig in te stellen. U moet het netwerk op de
hieronder beschreven wijze instellen wanneer u de receiver op
een breedbandrouter aansluit die niet met een DHCP-
serverfunctie is uitgerust. Voordat u begint met het maken
van de netwerkinstellingen, dient u uw ISP of
netwerkbeheerder te raadplegen voor de vereiste
instelwaarden. Raadpleeg tevens de handleiding die bij uw
netwerkapparaat wordt geleverd.
•
IP Address
Het IP-adres dat wordt ingevoerd, moet binnen de volgende
bereiken zijn gedefinieerd. Als het IP-adres buiten de
volgende bereiken is gedefinieerd, kunt u geen
audiobestanden afspelen die op apparaten in het netwerk
zijn opgeslagen en kunt u ook niet naar
internetradiozenders luisteren.
Klasse A: 10.0.0.1 tot 10.255.255.254
Groep B: 172.16.0.1 tot 172.31.255.254
Groep C: 192.168.0.1 tot 192.168.255.254
•
Subnet Mask (subnetmasker)
Wanneer een xDSL-modem of een terminaladapter
rechtstreeks op de receiver is aangesloten, voert u het
subnetmasker in dat door uw internetserviceprovider op
papier wordt geleverd. In de meeste gevallen moet u
255.255.255.0 invoeren.
•
Standaardgateway
Wanneer een gateway (router) op de receiver is
aangesloten, voert u het bijbehorende IP-adres in.
•
Primary DNS Server/Secondary DNS Server
Als er maar één DNS-serveradres door uw
internetserviceprovider op papier wordt geleverd, voert u
“Primary DNS Server” in. Als er meer dan twee DNS-
serveradressen zijn, voert u “Secondary DNS Server” in
het andere adresveld voor de DNS-server in.