Operation Manual
125
Veelgestelde vragen
13
Video
Probleem Oplossing
Er is geen beeld nadat u een ingang
hebt geselecteerd.
Controleer de videoaansluitingen van het bronapparaat.
Voor HDMI, of wanneer V.CONV is ingesteld op OFF en een tv en een ander apparaat met
verschillende kabels zijn aangesloten (in De video-opties instellen op bladzijde 90 ), dient
u uw tv op deze ontvanger aan te sluiten met hetzelfde type videokabel als u hebt gebruikt
bij het aansluiten van uw video-apparaat. Voor de componentvideo-ingang zijn signalen
echter slechts uitvoer van de aansluiting HDMI OUT 1 of HDMI OUT 2; zet bij gebruik van
de ingang componentvideo V.CONV daarom op ON.
Controleer of de ingangen op de juiste manier zijn toegewezen voor de apparaten die
zijn aangesloten met componentvideo- of HDMI-kabels (zie Het menu Input Setup op
bladzijde 61 ).
Controleer de instellingen van de video-uitgang op het bronapparaat.
Controleer of u de juiste video-ingang hebt geselecteerd op de TV.
Sommige apparatuur, zoals videospelletjesapparatuur, heeft resoluties die niet kunnen
worden omgezet. Als het aanpassen van de Resolution-instelling van deze receiver (in De
video-opties instellen op bladzijde 90 ) en/of de resolutie-instellingen op de apparatuur
of het beeldscherm niet werkt, kunt u proberen om V.CONV (in De video-opties instellen
op bladzijde 90 ) om te schakelen naar OFF.
Wanneer het apparaat via een HDMI OUT-aansluiting is aangesloten, drukt u op de
OUT P.-knop van de afstandsbediening om de HDMI OUT-uitgangsinstelling te controle-
ren. Voor OUT 3 moet u ook de MAIN/HDZONE-instelling bij ZONE Setup controleren.
Als de instelling HDMI OUT 1/2 van de uitgangsparameterfunctie is ingesteld op OFF,
moet u hem op ON zetten.
Als HDZONE is ingeschakeld, wordt videobeeld dat is aangesloten met een videokabel of
componentkabel niet uitgevoerd via de HDMI-aansluiting. Zet HDZONE uit om videobeeld
uit te voeren (bladzijde 95 ).
Wanneer inhoud die is beveiligd door het HDCP 2.2-protocol wordt afgespeeld vanaf een
bronspeler, is het niet mogelijk video weer te geven op televisies en projectoren die HDCP
2.2 niet ondersteunen. Voorzie een televisie of projector die HDCP 2.2 ondersteunt. De
HDCP 2.2-compatibele ingangsaansluitingen van deze receiver zijn BD, HDMI IN 1 en
HDMI IN 2. Wanneer u aansluitingen maakt op een andere dan de genoemde aanslui-
ting(en), gebruik dan in de plaats daarvan deze aansluitingen.
Het beeld bevat sneeuw, valt soms
weg of is vervormd.
Soms brengt een videorecorder een videosignaal met sneeuw voort (bijvoorbeeld tijdens
het scannen) of is de beeldkwaliteit gewoon slecht (bijvoorbeeld bij sommige videospel-
letjesapparatuur). De beeldkwaliteit is ook afhankelijk van de instellingen enz. van het
weergaveapparaat. Sluit de bron en het weergaveapparaat opnieuw aan met hetzelfde type
verbinding (componentvideo of samengestelde video). Probeer hierna opnieuw af te spelen.
De beeldbewegingen zijn niet
natuurlijk.
Wanneer de resolutie onder VIDEO PARAMETER is ingesteld op 1080/24p of 4K/24p, is het
mogelijk dat het beeld bij sommige bronnen niet juist wordt weergegeven. In dit geval moet u de
resolutie op een andere waarde dan 1080/24p of 4K/24p instellen (bladzijde 90 ).
Videoparameters kunnen niet wor-
den gebruikt.
De videoparameterfunctie kan niet worden gebruikt voor invoer van alleen audio (TUNER,
CD en TV). Gebruik deze voor video of ingang met een GUI-display.
Deze functie kan niet worden gebruikt als HDZONE is ingeschakeld. Zet HDZONE uit.
Instellingen
Probleem Oplossing
Er wordt voortdurend een fout
gemeld tijdens de Automatic MCA-
CC-instelling.
Er is mogelijk te veel omgevingsgeluid. Zorg voor zo min mogelijk achtergrondgeluid in
de ruimte (zie ook Problemen tijdens het gebruik van de Automatic MCACC-instelling op
bladzijde 61 ). Als u het geluidsniveau niet laag genoeg kunt houden, zult u het sur-
round-geluid handmatig moeten instellen (bladzijde 113 ).
Bij gebruik van slechts één surround-achterluidspreker sluit u deze op de SURROUND
BACK L (Single) aansluitingen aan.
Om een 5.1-kanaals luidsprekergroep te gebruiken, gebruikt u de surroundluidsprekers
voor het surroundkanaal en niet voor het surround-achterkanaal.
Controleer of er zich geen obstakels tussen de luidsprekers en de microfoon bevinden.
Als Reverse Phase wordt weergegeven, probeert u het volgende:
— De polariteit (+ en –) van de luidsprekerdraden kan omgekeerd zijn. Controleer de
aansluitingen van de luidsprekers.
— Afhankelijk van het type luidsprekers en de installatie-omstandigheden kan er
Reverse Phase worden weergegeven, zelfs wanneer de luidsprekers juist zijn aangeslo-
ten. In dit geval selecteert u GO NEXT waarna u doorgaat.
— Als de luidspreker niet naar de microfoon is gericht (luisterplaats) of als luidsprekers
worden gebruikt die de fase beïnvloeden (dipool-luidsprekers, reflectie-luidsprekers enz.),
is het mogelijk dat de polariteit niet juist kan worden bepaald.
Na de Automatic MCACC-instelling
is de instelling van het luidspreker-
formaat onjuist.
Er is mogelijk achtergrondgeluid met een lage frequentie in de ruimte, bijvoorbeeld van
een airconditioner, motor of een ander apparaat. Zet alle andere apparatuur in de ruimte
uit en voer de Automatic MCACC-instelling nogmaals uit.
Afhankelijk van een aantal factoren (basweergave-eigenschappen van de luidsprekers,
grootte van de ruimte, plaats van de luidsprekers enz.) kan dit in enkele gevallen voor-
komen. Wijzig de luidsprekerinstelling handmatig in Speaker Setting op bladzijde 114
en gebruik de optie ALL (Keep SP System) bij het menu Auto MCACC in Automatic
MCACC (Expert) op bladzijde 105 als dit een terugkerend probleem is.
De luidsprekerafstand kan niet
nauwkeurig worden ingesteld.
Controleer of alle luidsprekers in fase zijn (zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve
(–) aansluitingen met elkaar overeenstemmen).
Alleen voor de SC-LX89: Meter
(waarde) wordt niet hoger bij de
Precision Distance afstelling voor de
luidsprekers.
Controleer of alle luidsprekers in fase zijn (zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve
(–) aansluitingen met elkaar overeenstemmen).
Voer de Full Auto MCACC procedure uit voordat u met de Precision Distance afstelling
begint (zie Automatisch uitvoeren van de optimale geluidsafstellingen (Full Automatic
MCACC) op bladzijde 59 ).
Zet de microfoon op precies dezelfde plaats als bij het uitvoeren van de
Full Auto MCACC-procedure.
Verplaats niet de luidspreker die als referentiepunt wordt gebruikt. Maak de afstellingen
in de juiste volgorde, waarbij u begint bij de rechter voorluidspreker.
Bij het afstellen van de luidsprekerposities mag u de luidsprekers niet te veel verplaatsen;
hoogstens 1 cm naar de microfoon toe of ervan vandaan.
Als u vergeet waar de microfoon precies gezet moet worden of als er problemen zijn
nadat de procedure meerdere malen is uitgevoerd, moet u de afstand opnieuw kalibreren
met de Full Auto MCACC-procedure en daarna voert u de Precision Distance afstelling
opnieuw uit zonder de microfoon te verplaatsen.
Op het display wordt KEY LOCK ON
weergegeven wanneer u instellingen
probeert te verrichten.
Zet de receiver stand-by en druk ongeveer 5 seconden op u STANDBY/ON terwijl u
SPEAKERS ingedrukt houdt om de toetsvergrendeling uit te schakelen.
De laatste instellingen zijn gewist. De stekker is uit het stopcontact gehaald terwijl u de instelling aanpaste.
De instellingen worden alleen opgeslagen indien de subzones zijn uitgeschakeld. Scha-
kel alle zones uit voordat u de netsnoerstekker losmaakt.