Operation Manual
115
13
Veelgestelde vragen
Symptomen Oplossingen
Er is ruis hoorbaar tijdens het zoeken
op een DTS-CD.
Dit is geen storing van de receiver. De scanfunctie van de speler verandert de digitale
informatie, waardoor deze onleesbaar wordt en ervoor zorgt dat ruis wordt weergegeven.
Zet het volume laag wanneer u scant.
Er is ruis hoorbaar in de geluids-
opname wanneer een LD met DTS-
indeling wordt afgespeeld.
Controleer of het type ingangsignaal is ingesteld op DIGITAL (zie Het ingangssignaal
kiezen op bladzijde 63).
Er kan geen audio-opname worden
gemaakt.
U kunt alleen een digitale opname maken van een digitale bron en een analoge opname
van een analoge bron.
Controleer bij een digitale bron of wat u opneemt niet is beveiligd met een kopieerbevei-
liging.
Het volume van de subwoofer is
erg laag.
Kies de instelling PLUS om meer audiosignalen naar de subwoofer te sturen of stel de
voorluidsprekers in op SMALL (zie Speaker Setting op bladzijde 103).
Alles lijkt juist ingesteld, maar het
geluid klinkt vreemd.
De luidsprekers zijn mogelijk uit fase. Controleer of de positieve/negatieve luidspre-
keraansluitingen op de receiver overeenkomen met de overeenkomstige aansluitingen op
de luidsprekers (zie De luidsprekers aansluiten op bladzijde 23).
De functie Phase Control heeft geen
hoorbaar effect.
Controleer indien van toepassing of de laagdoorlaatfilterschakelaar op uw subwoofer
uit is, en of het filtersnijpunt is ingesteld op de hoogste frequentie. Als uw subwoofer
een PHASE-instelling heeft, stelt u deze in op 0º (of, afhankelijk van de subwoofer, op de
instelling waarvan u denkt dat deze het beste effect op het algehele geluid heeft).
Controleer of de ingestelde luidsprekerafstand voor alle luidsprekers juist is (zie Speaker
Distance op bladzijde 104).
Full Band Phase Control kan niet
worden geselecteerd.
Voer de Full Automatic MCACC-metingen uit (zie Automatisch uitvoeren van de optimale
geluidsafstellingen (Full Automatic MCACC) op bladzijde 47). Full Band Phase Control
wordt automatisch ingeschakeld wanneer de metingen zijn voltooid.
Er is ruis of een bromgeluid hoor-
baar, ook als er geen geluid wordt
ingevoerd.
Controleer of pc’s of andere digitale apparaten die op dezelfde spanningsbron zijn aange-
sloten geen interferentie veroorzaken.
Sommige ingangsfuncties kunnen
niet worden geselecteerd met de
INPUT SELECTOR op het voorpaneel
of de knop INPUT SELECT op de
afstandsbediening.
Controleer de Input Skip instellingen in het menu Input Setup (zie Het menu Input
Setup op bladzijde 48).
Controleer de toewijzing van de HDMI Input-ingangen in het menu Input Setup en kijk
of deze op OFF staan (zie Het menu Input Setup op bladzijde 48).
Er lijkt een tijdsverschil te zijn tussen
de uitvoer van de luidsprekers en die
van de subwoofer.
Zie Automatisch uitvoeren van de optimale geluidsafstellingen (Full Automatic MCACC)
op bladzijde 47 om het systeem opnieuw in te stellen met behulp van MCACC. De vertra-
ging van de subwooferuitvoer wordt dan automatisch gecompenseerd.
Het beschikbare maximumvolume
(weergegeven op het display op het
voorpaneel) is lager dan het maxi-
mum van +12dB.
Controleer of de Volume Limit is ingesteld op OFF (zie Volume-instellingen op bladzijde
107).
De instelling voor het kanaalniveau is mogelijk hoger dan 0.0dB.
Bepaalde luisterfuncties of
HOME MENU-onderdelen kunnen
niet worden geselecteerd.
Wanneer Operation Mode op Basic staat, worden de door Pioneer aanbevolen instel-
lingen gemaakt en kunnen niet alle functies worden gebruikt. Om alle functies zonder
beperkingen te kunnen gebruiken, zet u Operation Mode op Expert (zie Instelling bedie-
ningsstand op bladzijde 49).
Afhankelijk van het ingangssignaal en de luistermodus kunnen sommige functies niet
worden geslecteerd.
Het volume wordt automatisch lager.
De temperatuur binnenin het toestel is hoger geworden dan de toegestane waarde.
Probeer het toestel ergens anders neer te zetten voor een betere koeling (zie De receiver
installeren op bladzijde 9).
Het volume lijkt anders wanneer een
andere ingangsbron wordt gese-
lecteerd.
Zet het onderdeel Channel Level op ALL en stel dan het volume van de respectievelijke
ingangsbronnen af (zie Ingangsvolume-afstelfunctie op bladzijde 52).
ADAPTER PORT-aansluiting
Symptomen Oplossingen
Het apparaat voorzien van Bluetooth
draadloze technologie kan niet
aangesloten of bediend worden. Het
geluid van het apparaat voorzien
van Bluetooth draadloze technologie
wordt niet weergegeven of er zijn
onderbrekingen in het geluid.
Controleer of er geen apparaat in de buurt van de receiver is dat elektromagnetische
golven in de 2,4 GHz band uitzendt (magnetron, draadloos LAN-apparaat of apparaat
voorzien van Bluetooth draadloze technologie). Als een dergelijk apparaat bij de receiver
staat, moet u het verder weg zetten. U kunt het apparaat dat de elektromagnetische
golven uitzendt ook uitzetten.
Controleer of het apparaat voorzien van Bluetooth draadloze technologie niet te ver van
de receiver staat en of er geen obstakels zijn tussen het apparaat voorzien van Bluetooth
draadloze technologie en de receiver. Plaats het apparaat voorzien van Bluetooth draad-
loze technologie en de receiver zodanig dat de afstand tussen de apparaten minder dan
10 m is en dat er geen obstakels tussen de apparaten zijn.
Controleer of de Bluetooth ADAPTER en de ADAPTER PORT van het apparaat juist zijn
aangesloten.
Het apparaat voorzien van Bluetooth draadloze technologie staat niet in de communica-
tiestand die de Bluetooth draadloze technologie ondersteunt. Controleer de instelling van
het apparaat voorzien van Bluetooth draadloze technologie.
Controleer of het paren correct is uitgevoerd. Het is mogelijk dat de paringsinstelling van
dit apparaat of het apparaat voorzien van Bluetooth draadloze technologie is gewist. Voer
het paren opnieuw uit.
Controleer of het profiel correct is. Gebruik een apparaat voorzien van Bluetooth draad-
loze technologie die het A2DP-profiel en het AVRCP-profiel ondersteunt.
De Air Jam-functie kan niet worden
gebruikt.
Maak de iPod los van deze receiver (zie Air Jam op bladzijde 59).
Video
Symptomen Oplossingen
Er is geen beeld nadat u een ingang
hebt geselecteerd.
Controleer de videoaansluitingen van het bronapparaat.
Voor HDMI, of als V.CONV is ingesteld op OFF en een TV en ander apparaat met verschil-
lende snoeren zijn aangesloten (in De video-opties instellen op bladzijde 79), moet u de
TV op deze receiver aansluiten met hetzelfde type videokabel als u hebt gebruikt om het
videoapparaat aan te sluiten. Voor de componentvideo-ingang worden de signalen alleen
uitgevoerd via de HDMI OUT 1 of HDMI OUT 2-aansluiting, dus als u de componentvi-
deo-ingang gebruikt moet u V.CONV op ON zetten.
Controleer of de ingangen op de juiste manier zijn toegewezen voor de apparaten die
zijn aangesloten met componentvideo- of HDMI-kabels (zie Het menu Input Setup op
bladzijde 48).
Controleer de instellingen van de video-uitgang op het bronapparaat.
Controleer of u de juiste video-ingang hebt geselecteerd op de TV.
Sommige apparatuur, zoals videospelletjesapparatuur, heeft resoluties die niet kunnen
worden omgezet. Als het aanpassen van de Resolution-instelling van deze receiver (in De
video-opties instellen op bladzijde 79) en/of de resolutie-instellingen op de apparatuur of
het beeldscherm niet werkt, kunt u proberen om V.CONV (in De video-opties instellen op
bladzijde 79) om te schakelen naar OFF.
Wanneer het apparaat via een HDMI OUT-aansluiting is aangesloten, drukt u op de
HDMI OUT-knop van de afstandsbediening om de HDMI OUT-uitgangsinstelling te
controleren. Voor OUT 3 moet u ook de MAIN/HDZONE-instelling bij ZONE Setup con-
troleren.