Operation Manual

De lijn vanuit het middelste punt van de
afstandsrichtlijn vanaf links en rechts
verkorten. De aanpassingspunten aan
het uiteinde links en rechts worden ook
verplaatst.
Stand.
De richtlijnen voor de afstand en de
breedte van het voertuig en de aanpas-
singspunten terugzetten naar de stan-
daardwaarde.
p Wanneer een punt wordt verplaatst, wordt
de afstand vanaf de oorspronkelijke waarde
onderaan op het scherm aangegeven.
De tweede camera-ingang
instellen
U kunt het beeld van de tweede camera (een
voorcamera, enz.) op het scherm van dit pro-
duct weergeven.
Activering van de tweede
camera instellen
p Als u beeld van de tweede camera op het
scherm van dit product wilt weergeven,
moet u Ingang 2de camera instellen op
Aan.
1 Druk op de HOME toets om het begin-
menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan-
gegeven volgorde.
Het Systeem scherm verschijnt.
3 Tip [Camera-instellingen] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Ingang 2de camera] zo vaak als
nodig aan tot de gewenste instelling ver-
schijnt.
! Uit (standaard):
De ingangsinstelling van de tweede camera
uitschakelen.
! Aan:
De ingangsinstelling van de tweede camera
inschakelen.
p Er verschijnt een bevestigingsbericht als
Ingang 2de camera op Aan wordt inge-
steld terwijl de AV-bron aan staat. De AV-
bron wordt uitgeschakeld als Ja is gese-
lecteerd en Ingang 2de camera wordt in-
gesteld op Aan. Selecteer Neen om
instelling van Ingang 2de camera op
Aan te annuleren.
p Als Aan is geselecteerd, wordt AV in-
gang automatisch ingesteld op Camera.
p Als Uit is geselecteerd, wordt AV in-
gang automatisch ingesteld op Uit.
Omgekeerd beeld instellen
voor het ingangsbeeld van de
tweede camera
Beeld van de tweede camera wordt omgekeerd
(in spiegelbeeld) op het voordisplay weergege-
ven behalve als een tweede camera wordt ge-
bruikt die beeld in de juiste richting kan
uitvoeren. U kunt instellen of het beeld van de
tweede camera omgekeerd wordt weergege-
ven op het voordisplay.
p Deze instelling kan alleen worden gebruikt
als u het voertuig op een veilige plaats par-
keert en de handrem aantrekt.
Nl
174
Hoofdstuk
29
Systeeminstellingen