Operation Manual
181
Appendix
Verhelpen van storingen
Neem de controlelijst op de volgende bladzijden door als er problemen zijn met de werking of bediening
van uw Navigatiesysteem. De lijst biedt geen oplossing voor ernstige stoornissen, maar wel voor de meeste
normale bedieningsproblemen. Ondanks dat deze lijst niet compleet is, geeft deze wel een antwoord op de
meest voorkomende problemen. Als u aan de hand van de onderstaande aanwijzingen een probleem niet
kunt verhelpen, neem dan a.u.b. contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde Pioneer onderhoudsdienst.
De plaats van uw auto wordt niet op de kaart aangegeven of de locatie is geheel onjuist.
Mogelijke oorzaken:
(1) De signalen van de GPS satellieten komen niet goed door, zodat de plaatsbepaling onnauwkeurig is.
De ontvangst van de signalen kan onvoldoende zijn vanwege de volgende oorzaken:
• De GPS antenne is bevestigd op een plaats waar geen goede ontvangst mogelijk is.
• De signalen van de satellieten worden geblokkeerd door obstakels.
• Uw auto staat op een plaats uit het “zicht” van de satellieten.
• De kwaliteit van de satellietsignalen is bewust verminderd. (De GPS satellieten behoren toe aan
het Amerikaanse Ministerie van Defensie; af en toe kan de kwaliteit van de signalen met opzet
verminderd worden. Dan zal er tijdelijk sprake zijn van een grotere afwijking in de plaatsbepa-
ling.)
(2) De snelheidsimpulssignalen van de auto worden niet goed ontvangen.
(3) Het hoofdapparaat is wellicht niet stevig gemonteerd zijn in uw auto.
(4) Uw auto werkt in de eenvoudige hybride modus (zie “Bepaling van de positie door middel van
geschatte plaatsbepaling” op pagina 177).
(5) De instelling van de richtingshendel van de bevestiging is niet juist.
(6) Het hoofdapparaat is gemonteerd onder een hoek die groter is dan de toegestane montagehoek.
(7) De plaatsbepaling van uw auto wordt verkeerd weergegeven na een U-bocht of terugkeer.
Oplossingen:
(1) Controleer de GPS ontvangst met behulp van “GPS gegevens” (zie “De plaatsbepalingsinformatie
per satelliet controleren” op pagina 91) en indien nodig de positie van de GPS antenne, of rijd verder
tot de ontvangst beter wordt.
(2) Controleer of alle aansluitsnoeren juist en stevig zijn aangesloten. Raadpleeg zo nodig de dealer die
de apparatuur heeft geïnstalleerd.
(3) Controleer of het hoofdapparaat stevig vast zit en raadpleeg zo nodig de dealer die de apparatuur
heeft geïnstalleerd.
(4) Sluit de snelheidssignaalinvoer (roze voedingsdraad) van de voedingskabel juist aan, en reset de 3D
hybride sensor.
(5) Controleer de bevestigingspositie van het hoofdapparaat van uw Navigatiesysteem en de instelling
van de richtingshendel van de bevestiging (zie de “Installatiehandleiding”).
(6) Controleer de montagehoek. (De maximum montagehoek voor dit apparaat bedraagt +30 tot -15
graden horizontaal in dwarsrichting, en niet meer dan 5 graden t.o.v. de rijrichting).
(7) Controleer of de signaalinvoerkabel van de achteruitversnelling (paars) goed is aangesloten. (Het
Navigatiesysteem werkt naar behoren als de kabel niet is aangesloten maar de precisie van de plaats-
bepaling wordt negatief beïnvloed.)
De kaart op het scherm verandert steeds van plaats.
Mogelijke oorzaken:
De schermweergave staat ingesteld op “In de rijrichting”.
Oplossingen:
Controleer de instelling van “Orientatie van de kaart” (zie “Orientatie van de kaart” op pagina 98) en ver-
ander de instelling in “Noord boven”.