Operation Manual
5 Raak d aan om de panoramastand in te
schakelen.
# Raak c aan om de panoramastand uit te
schakelen.
6 Raak b aan om DIMENSION te selecte-
ren en raak vervolgens c of d aan om de
balans tussen de luidsprekers voorin en de
surround-luidspreker aan te passen.
Telkens als u c of d aanraakt, wordt het ge-
luid verplaatst naar de luidsprekers voorin of
de surround-luidsprekers.
U kunt de balans tussen de luidsprekers voor-
in en de surround-luidsprekers verplaatsen
tussen de waarden +3 en –3. De waarde wordt
op het display getoond.
7 Raak b aan om CENTER WIDTH te selec-
teren en raak vervolgens c of d aan om
het middelste geluidsbeeld af te stellen.
Telkens als u c of d aanraakt, wordt het ge-
luid van het middelste kanaal stapsgewijs over
de luidsprekers links en rechts voorin ge-
spreid, met een mogelijke spreidingswaarde
van 0 tot 7.
3 is de standaardwaarde en wordt voor de
meeste opnamen aangeraden. 0 verplaatst
alle middengeluiden naar de middelste luid-
spreker. 7 verdeelt alle middengeluiden over
de luidsprekers links en rechts.
De luidsprekers instellen
Bij deze instellingen kunt u ‘met/zonder’ (of
‘ja/nee’) en de luidsprekergrootte (capaciteit
voor lage tonen) instellen, afhankelijk van de
gemonteerde luidsprekers. De grootte moet
worden ingesteld op LARGE (groot) als de luid-
spreker geluiden van ongeveer 100 Hz of min-
der kan reproduceren. Selecteer anders
SMALL (klein).
! Het lagefrequentiebereik is niet hoorbaar
als de subwoofer is ingesteld op OFF en de
luidsprekers voorin en achterin zijn inge-
steld op SMALL of OFF.
! Niet-geïnstalleerde luidsprekers moeten
worden ingesteld op OFF.
! Stel de luidsprekers voorin of achterin in op
LARGE als de luidsprekers lage tonen kun-
nen reproduceren of als er geen subwoofer
is geïnstalleerd.
1 Raak NEXT aan op het DSP-functieme-
nu.
2 Raak SPEAKER SETTING aan.
3 Raak a of b aan en selecteer de luid-
spreker die u wilt aanpassen.
Telkens als u a of b aanraakt, wordt er als
volgt een luidspreker geselecteerd:
FRONT (voorluidsprekers)—CENTER (midden-
luidspreker)—REAR (achterluidsprekers)—
SUB WOOFER (subwoofer)—PHASE (instel-
ling subwoofer)
# U kunt alleen overschakelen naar PHASE als
de subwoofer is ingesteld op ON.
4 Raak c of d aan en selecteer de juiste
grootte voor de geselecteerde luidspreker.
Telkens als u c of d aanraakt, wordt de
grootte als volgt geselecteerd:
OFF (uit)—SMALL (klein)—LARGE (groot)
# U kunt niet OFF selecteren als FRONT (voor-
luidsprekers) zijn ingesteld.
# U kunt ON of OFF selecteren als
SUB WOOFER (subwoofer) is geselecteerd.
# U kunt REVERSE (tegengestelde fase) of
NORMAL (normale fase) inschakelen als PHASE
(instelling subwoofer) is geselecteerd.
Fase van de subwoofer corrigeren
Als u de lagetonenuitgang van de subwoofer
probeert te versterken maar geen verbetering
hoort, of de lage tonen worden juist doffer, dan
kan dit betekenen dat het uitgangssignaal van
de subwoofer en de lage tonen die u via de an-
dere luidsprekers hoort elkaar opheffen. Pro-
beer de fase-instelling voor de subwoofer te
wijzigen om dit probleem op te lossen.
1 Raak NEXT aan op het DSP-functieme-
nu.
2 Raak SPEAKER SETTING aan.
Verkrijgbare accessoires
Nl
82
Hoofdstuk
04