Operation Manual
222 Pinnacle Studio 10 Plus
De standaardinstelling bepaalt dat Studio de tijdcode informatie gebruikt
om vast te stellen wanneer de nieuwe scènes beginnen. Het programma
gebruikt het eerste beeld van iedere nieuwe scène als pictogram in het
Album.
Tijdcode werkt niet wanneer de band:
• één of meerdere lege (niet-opgenomen) secties bevat
• onleesbaar is door beschadiging of elektronische ruis
• is opgenomen zonder de tijd- en datuminstelling van de camcorder
• een kopie van een andere band is
• is opgenomen op een 8mm of Hi8 camcorder en wordt weergegeven op
een Digital8 camcorder.
Met de laatste optie – “Geen automatische scèneherkenning” – wordt er
telkens wanneer u op de [Spatiebalk
] drukt een nieuwe scène gemaakt.
Gegevenssnelheid
Het DV-formaat is vastgelegd met een compressieverhouding van 5:1
waarbij de overdrachtssnelheid, die nodig is voor de overdracht in real time
van een DV-camcorder/videorecorder, ongeveer ligt op 3,6 MB per
seconde. overdrachtssnelheid van het opnamestation moet daarbij ten
minste 4 MB per seconde zijn, om eventuele schommelingen te kunnen
compenseren.
Test: klik op de knop om de overdrachtssnelheid
van uw huidge opnamestation te testen. Studio
schrijft en leest een bestand met een bekende
lengte en geeft u een overzicht van de resultaten
in KB/sec (4000 KB/sec is gelijk aan 4 MB/sec).
Wanneer geprobeerd is DV-scènes op te nemen en het opnamestation is
niet in staat de betreffende gegevenssnelheid te verwerken, wordt er via een
dialoogveld op het probleem gewezen. U kunt een ander station selecteren
of een station toevoegen dat wel aan de eisen voor de overdrachtssnelheid
voldoet.
Bladeren voor map: deze knop
bepaalt de schijfdirectory (en dus het
station) waarin uw opname worden opgeslagen. U kunt een standaard
bestandsnaam voor de opnamen bepalen. De knop Test (datasnelheid) voert
de test uit op het station met de opnamedirectory.