Operation Manual

Hoofdstuk 11: Geluidseffecten en muziek 195
De omtrek van het afspeelvolume van een spoor, of envelop, combineert het
totale spoorniveau met het relatieve niveau op elk punt op het spoor. Dit
gecombineerde niveau, dat grafisch wordt weergegeven door de lijnen voor
volumeaanpassing op audioclips, wordt op de eigenlijke audiogegevens
toegepast om het uitvoerniveau van het spoor te produceren. Dit wordt
vertegenwoordigd op de niveaumeter . Deze geeft tijdens het afspelen
licht om het niveau op de huidige tijdindex weer te geven. Om
audio“clippen” te voorkomen – het onaangename geluid dat wordt
geproduceerd door een poging om volumeniveaus buiten het bereik van een
digitaal signaal in te stellen – moet u ervoor zorgen dat het niveau van de
meter nooit helemaal de top van de balk bereikt.
De knoppen voor fade produceren een fade-in vanaf of een fade-out naar
de huidige positie van de film. Voor een visuele bevestiging van hun effect
kunt u het gedrag van de volumelijn van de clip bekijken wanneer op de
fade-knoppen wordt geklikt. Pas dit aan in het optiepaneel
Projectinstellingen (Setup Projectinstellingen) onder Volume-fades.
Fades zijn te dicht bij het begin of het einde van een clip niet beschikbaar.
De balansbediening
Deze regelaar beschikt over drie modi, stereo, surround en dialoog, die u
selecteert in de vervolgkeuzelijst boven de regelaar. U kunt de mode op
ieder gewenst moment wisselen – zelfs binnen een individuele audioclip.
Beschikbaarheid: surround sound wordt alleen ondersteund in Studio Plus.
In iedere modus wordt de positie van iedere track op ieder punt in de film
weergegeven door het luidsprekerpictogram (ofwel ‘puck’). Het pictogram
komt overeen met het pictogram op de dempindicator voor het
bijbehorende spoor.
In de modus stereo, stelt u de positie van het spoor in door het
luidsprekerpictogram links en rechts tussen een paar hoofdluidsprekers te
slepen: