Operation Manual
Hoofdstuk 5: Videoclips 91
Een grafisch beeld van de keyframes in het bovenstaande voorbeeld. De
waarden voor Zoom (Z), Horizontale positie (H) en Verticale positie (V)
worden bepaald door keyframe 1 bij de start van de clip, bij keyframe 2
na ongeveer eenderde van de clip en bij keyframe 3 aan het einde. De
waarden worden geleidelijk gewijzigd voor de tussenliggende frames.
De meeste effecten ondersteunen keyframing. Een aantal effecten biedt
geen ondersteuning, ofwel vanwege het feit dat ze geen parameters hebben
of omdat, zoals bij het effect Snelheid, keyframing geen nut heeft.
Keyframing-scenario’s
Bij ieder toegepast effect kan een clip theoretisch net zoveel keyframes als
frames bevatten. In de praktijk hebt u er meestal maar een paar nodig.
Twee keyframes zijn genoeg om soepel over te schakelen tussen
parameterwaarden van de ene instelling naar de andere gedurende de
gehele clip.
Keyframing geeft u precieze controle over de manier waarop het effect op
de clip wordt toegepast. Het is bijvoorbeeld heel eenvoudig om een effect
te laten opkomen en verdwijnen.