User manual
Projectorinstellingen veranderen 13
5 Projectorinstellin-
gen veranderen
Deze sectie helpt u bij het wijzigen
van de projectorinstellingen d.m.v. het
instellingenmenu.
1 Druk op op de afstandsbediening om
het instellingsmenu van de projector te
openen.
2 Gebruik de navigatietoetsen en de OK-toets
om een menu-onderwerp te selecteren.
Druk op om terug te keren naar het
vorige niveau van de menuboomstructuur.
3 Druk op / of / om een waarde te
selecteren voor het menu-onderwerp.
4 Druk op de OK-toets om de wijziging door
te voeren. Opmerking: Voor sommige
opties, zoals Digitaal zoomen, wordt de
wijziging van kracht zodra u een andere
waarde selecteert.
5 Druk op om het
projectorinstellingenmenu af te sluiten.
Invoerbronneninstellingen
U kunt de volgende ingangsbroninstellingen
bekijken en veranderen.
EasyLink (CEC)
HDMI2
USB-C
HDMI1
Ingang
Beeld
Geluid
Projector
Systeem
• HDMI1: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de HDMI™
1-poort van de projector als de ingangsbron
te gebruiken.
• HDMI2: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de
HDMI 2™-poort van de projector als de
ingangsbron te gebruiken.
• USB-C: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de
USB-C-poort van de projector als de
ingangsbron te gebruiken.
• EasyLink (CEC): Kies hier om HDMI™ CEC
(Consumer Electronics Control) in of uit
te schakelen. De standaard waarde is
Ingeschakeld.
• HDMI-modus: Kies hier welke HDMI™-
modus moet worden gebruikt.
• Normaal (video): Gebruik het normale
videobereik (16-235) dat gewoonlijk
wordt gebruikt met de meeste media-
apparatuur.
• Uitgebreid (pc): Gebruik het uitgebreide
videobereik (0-255) dat wordt gebruikt
met pc-apparatuur.
Beeldinstellingen
U kunt de onderstaande beeldinstellingen
bekijken en veranderen.
Ingang
Beeld
Geluid
Projector
Systeem
Afbeeldingsmodus
Kleurtemperatuur
Helderheid
Contrast
Verzadiging
• Afbeeldingsmodus: U kunt de projector
instellen om de volgende beeldmodi te
gebruiken, afhankelijk van uw kijkomgeving
en persoonlijke voorkeur. Na een
beeldmodus te hebben geselecteerd, kunt
u de instellingen ervan aanpassen.
• Standaard: Het beeld weergeven met
normale niveaus voor helderheid,
contrast, verzadiging, kleurtint en
scherpte.
• Levendig: Het beeld verscherpen door
het contrast, de verzadiging en de
scherpte te verhogen.
• Film: De instellingen optimaliseren voor
films.
• Gebruiker: Uw eigen instellingen
bepalen.
• Kleurtemperatuur: U kunt de projector
instellen om de volgende soorten
kleurtemperaturen te gebruiken. Na
een type kleurtemperatuur te hebben
geselecteerd, kunt u de instellingen ervan
aanpassen.
• Koel: Het beeld meer blauwachtig
maken.
• Standaard: Een middelmatige
kleurtemperatuur gebruiken.
• Warm: Het beeld meer roodachtig
maken.
• Gebruiker: Uw eigen instellingen
bepalen.
• Helderheid: De totale helderheid van het
scherm aanpassen.










