Operation Manual

15
Grundeinstellung
! Als u per ongeluk een verkeerde toets indrukt, druk
dan zo vaak als nodig op STOP toets om weer naar
de oorspronkelijke positie terug te keren.
Als u een overzicht wilt behouden van de fabrieksinstellingen van
uw faxtoestel, raden wij u aan een functielijst af te drukken
alvorens de instellingen te wijzigen (druk op FUNCTION 3 x).
Als u uw persoonlijke instellingen wilt wissen, kunt u dit doen
aan de hand van functie 45 Service code (zie hoofdstuk
Storingen / Service code).
Bij het jaar 2000 verschijnt in uw display automatisch 00.
"Uw naam" en "uw telefoonnummer" worden bovenaan op elke
pagina (de eerste 4 mm) afgedrukt samen met de datum, het uur
en het paginanummer.
Functie HULP
1 Druk kort op INSTALL/HELP. U krijgt een afdruk met uitleg
over het gebruik van de belangrijkste functies.
Tijd en datum
1 Kies functie 12, door op FUNCTION te drukken en
vervolgens op de cijfertoets 1 en dan 2.
2 Druk op OK. Gebruik het toetsenbord om de tijd en datum in te
voeren (b.v. 1530 voor 15.30).
3 Druk op OK. Geef het juiste jaar, maand en dag in. Bevestig iedere
invoer met OK. (b.v. 05 OK 99 OK voor Mei 1999)
Nummer invoeren
Gebruik # of * om de "+" te typen, die veel gebruikt word vóór het
landnummer bij internationale fax- en telefoonnummers; met > typt u
een spatie. U kunt voor uw nummer maximaal 20 cijfers gebruiken.
1 Kies functie 13.
2 Druk op OK.
3 Voer uw telefoon- of faxnummer in. (Kengetal: NL +31, B +32).
4 Druk op OK. Het nummer is nu opgeslagen.
Naam invoeren
U kunt met behulp van de cijfertoetsen de letters van uw naam invoeren
(maximaal 32). Iedere toets staat voor verschillende tekens (zie de tabel
op de volgende pagina). Met elke druk op de toets roept u het volgende
teken uit de kolom op. Na het laatste teken uit de kolom begint deze
weer van voren af aan.
1 Kies functie 14.
2 Druk op OK.
3 Gebruik het toetsenbord om uw naam in te voeren. Met > springt
de cursor één positie naar rechts.
4 Druk ter bevestiging op OK. Uw naam is nu opgeslagen in het
geheugen.
Correctie
Heeft u in functie 13 of 14 een verkeerde letter of cijfer ingegeven (geldt
NIET voor functie 16 Nummers opslaan), dan kunt u de fout zowe
direct corrigeren als ook later. Indien u later correcties wilt aanbrengen,
dient u de functies voor het intoetsen van nummers of namen opnieuw te
kiezen.
1 Door middel van < wordt het teken links van de cursor gewist. Als
u < langer dan 2 seconden ingedrukt houdt, zal de volledige regel
gewist worden.
2 Nu kunt u het juiste teken invoeren. Druk ter bevestiging op OK.
Taal van display
1 U kunt de taal op het display en van de rapporten zelf kiezen.
Selecteer hiertoe functie 11 een druk op OK.
2 Maak uw keuze met behulp van </> de gewenste taal een druk
ter bevestiging op OK.
3 Basis instellingen