Operation Manual
Important:
Veillez
a
ceci
pour
obtenir
une
bonne
couture:
1.
Utiliser
une
aiguille
impeccable
et
2.
Des
tensions
de
fils
bien
réglées.
La
tension
inférieure
est
correctement
reglee
a
l’usine.
Si,
apres
contrOle,
Ia
tension
inférieure
(voir
pag.
8)
doit
être
rajustee,
ne
tour
ner
que
très
peu
Ia
vis
de
reglage.
Contrôle
de
Ia
tension
du
fil
d’aiguille:
Position
normale
dans
Ia
plage
entre
3
et
5.
Tension
d’autant
plus
forte
que
le
chiffre
est
élevé.
Contrôler
avec
le
point
zigzag
le
plus
large.
Coudre
quelques
points.
Les
fils
doivent
se
nouer
dans
l’épaisseur
des
deux
plis.
La
plage
de
réglage
3
convient
pour
les
boutonnières.
Belangrijk:
Het
verkrijgen
van
een
goed
stiksel
is
van
onderstaande
punten
afhankelijk:
1.
De
naald
mag
niet
beschadigd
zijn.
2.
De
spanningen
van
onder-
en
boven
draad
moeten
goed
zijn
ingesteld.
De
spanning
van
de
onderdraad
is
tij
dens
de
fabricage
of
de
juiste
wijze
ge
regeld.
Indien
nodig
deze
spanning
wijzigen
met
het
instelschroefje
op
de
spoelhuls.
Dit
schroefje
altijd
minimaal
verdraaien
(zie
bldz.
8).
Bovendraadspanning
kontroleren:
De
gebruikelijke
draadspanning
ligt
in
de
zone
tussen
3
en
5.
Hoe
hoger
het
cij
fer
hoe
zwaarder
de
spanning.
Kontro
leer
de
spanning
altijd
met
een
brede
zigzagsteek.
Een
kort
stukje
proefnaaien.
Verknoping
van
boven
en
onderdraad
moet
tussen
de
stof
plaatshebben.
By
knoopsgaten
staat
de
spanning
op
3.
H
4
Stoffdrückerhebel
113
hochstellen.
Stoff
nach
hinten
herausnehmen.
Raise
presser
bar
lifter
113.
Remove
the
fabric
by
pulling
it
toward
the
back.
Relever
le
levier
113.
Degager
le
tissu
vers
I’arriere.
Stofdrukker
113
omhoog
duwen.
Stof
onder
de
voet
wegtrekken.
4
Fadenabschneider
131.
Féden
einlegen
und
nach
unten
ziehen.
Thread
cutter
131.
Draw
the
threads
into
the
slot
and
pull
them
downwards.
Coupe-fil
131.
Coucher
les
fils
dans
Ia
fente
et
les
tirer
vers
le
bas.
Draadafsnijder
131.
Het
garen
in
pijl
richting
door
de
afsnijder
trekken.
13