Operation Manual
38
Onderhoud en storingen
Naaistoring opheffen
De naad is niet regelmatig
De spanningen zijn veranderd. Boven- en onderdraadspanning
controleren.
Te dik, onregelmatig of te hard garen. Uitsluitend goede kwaliteit naaigaren
gebruiken.
De onderdraad is ongelijk opgespoeld. Niet uit vrije hand spoelen, maar de
draad door de spoelvoorspanning
leiden.
Grotelussenonderofbovendestof. Opnieuw en goed inrijgen. Boven- en
onderdraadspanning controleren.
De naald breekt af
De naald is niet hoog genoeg tot de
aanslag ingezet.
Naald opnieuw tot aan de aanslag
schuiven.
De naald is krom. Nieuwe naald inzetten.
De naald is te dun of te dik. Nieuwe naald inzetten.
Door trekken of duwen aan de stof is de
naald verbogen en staat op de steekplaat.
De machine alleen laten transporteren,
of zelf alleen de stof sturen.
Hetspoelhuisisnietjuistingezet. Bij het inzetten de spoel tot de aanslag
op de as van de grijper schuiven.
De bovendraad verknoopt
Zie bovenstaande redenen. Zie hierboven.
Bij te strakke draadspanning. Draadspanning controleren.
Bij slechte kwaliteit naaigaren, of te lang
bewaard en uitgedroogd garen.
Uitsluitend goede kwaliteit garen
gebruiken.
Bij te dik garen. Naaldmetlangooginzetten(systeem
130N).
De machine slaat steken over
De naald is niet goed ingezet. Naald tot aanslag omhoog schuiven,
platte kant naar achteren.
Er is een onjuiste naald ingezet. Naaldsysteem130/705Hinzetten.
De naald is krom of bot. Nieuwe naald inzetten.
De machine is niet goed ingeregen. Inrijgpad controleren.
De naald is te dun voor het garen. Dikkere naald inzetten.