Operation Manual

A
B
6:4
De instellingen van een geselecteerde steek
wijzigen
Als het voorbeeldveld (A) actief is, kunt u de instellingen van een
enkele steek wijzigen voordat u deze aan een reeks toevoegt. Activeer
het voorbeeldveld (A) door het aan te raken.
De functies die kunnen worden gebruikt bij het wijzigen van de
instellingen worden op het scherm getoond. Afhankelijk van het
steektype zijn er voor elke steek verschillende functies beschikbaar.
Selecteer de functies die u wilt gebruiken door de symbolen op het
scherm aan te raken.
Een stekenreeks bewerken
Om een stekenreeks te bewerken moet het actieveld (B) actief zijn.
Activeer het actieveld (B) door het aan te raken.
De instellingen van een steek in een reeks wijzigen
Selecteer de steek die u wilt wijzigen door deze aan te raken. U kunt
de steek ook selecteren door de cursor naar de gewenste positie te
verplaatsen met de pijltjestoetsen (4).
Wanneer de steek geselecteerd is, kunt u kiezen welke functies u wilt
gebruiken door de symbolen op het scherm aan te raken. Afhankelijk
van het steektype zijn er voor elke steek verschillende functies
beschikbaar.
Naaifuncties aan een reeks toevoegen
U kunt ook de naaifunctietoetsen en de functies gebruiken die
beschikbaar zijn in het venster Meer opties (8) om naaifuncties voor
een stekenreeks in te stellen.